“Nou, ik ben wél aan de beurt zeg!”
Mopperend kom ik het kantoor binnen. Mijn broer kijkt me verbaasd aan. “Koffie, Es?” Terwijl ik knik, vit ik door: “Gisteren al dat gezeur met die auto, en nu is mijn telefoon weer kapot.” “Je nieuwe?” Ik knik weer. “Ja, die glóednieuwe ja.”
Mijn broer geeft me een kop koffie en neemt de dode telefoon van me over. “Het schermpje licht wel even op,” zegt hij. “Maar hij gaat meteen weer uit.” Ik neem een slokje koffie. “Ja,” zeg ik. “En nou moet ik weer terug naar die Hork van de telecomwinkel.”
“Kan het zijn,” zegt mijn broer bedenkelijk. “Dat de batterij leeg is?” “Batterij?” herhaal ik onnozel. “Ja,” zegt mijn broer. “Heb je hem al eens opgeladen sinds je hem gekocht hebt?” “Euh. Opgeladen?” Ik voel mijn wangen rood worden wanneer ik de oplader uit de doos vis.
Het einde van het verhaal mag u vandaag zelf bedenken.