“Dat méén je niet!”
Met drie kinderen – Liz, Bel en het vriendinnetje van Bel – sta ik voor de deur van ons huis.
Mijn auto is weg.
Gisteravond heb ik hem hier geparkeerd, vlak voor de deur, en nu is hij nergens meer te bekennen. Weg. Foetsie. Pleite.
“Wat is er?” vraagt Liz geschrokken.
“Mamma’s auto is gejat!” roep ik verbijsterd. Even weet ik niets te zeggen.
“O,” zegt Annabel, “dan mag je wel shit zeggen, toch?”
“Dat mag zeker. Niet te filmen dit.”
Mijn gedachten zijn vooral praktisch.
De auto is nog wel aardig verzekerd, dus ik krijg er nog wel iets voor terug.
Ik moet aangifte doen.
Ik moet een nieuwe auto kopen.
Ik moet zien met drie kinderen naar de turnhal te komen. Zonder auto.
Eerst maar eens even Paul bellen.
“Zal ik jou eens wat vertellen!”
“Nou?”
“Mijn auto is gejat!”
“Niet!”
“Wel!”
“Staat-ie niet om de hoek?”
“Nee, gisteravond hier neergezet, weet ik zeker!”
“En nu?”
“Fietsen.”
Onderweg naar de achtertuin kom ik mijn buurjongen tegen.
“Geloof je toch niet,” mopper ik “mijn auto is gestolen!”
Buurjongen kijkt me ongelovig aan.
“Jezus,” zegt hij.
“Nou, d’r stond geen naam bij,” zeg ik.
Ik pak onze fietsen uit de schuur. Vriendinnetje bij mij achterop, Liz en Bel op hun eigen fiets, hup daar gaan we. We zullen wel iets te laat komen, maar ach, beter laat dan van te voren, zoals vriendin E. altijd zegt.
Onderweg denk ik steeds aan mijn auto. De brutaliteit van zo’n dief! ’t Moet vannacht gebeurd zijn, ik herinner me nog dat ik gisteravond thuiskwam, dat ik de auto voor de deur parkeerde en dat Liz me kwam helpen met mijn tassen. Potverdorie, al mijn CD’s laggen er nog in. En mijn sporttas.
Maar wacht eens even.
Ineens schiet me iets te binnen.
Ik ben vanóchtend nog met de auto weggeweest. Dan is dat ding dus op klaarlichte dag gestolen! Helemaal brutaal, ongelooflijk!
In gedachten zie ik mezelf vanochtend weer naar buiten kijken: regen. Ik wilde met de kinderen even naar Blokker en omdat het zo hard regende gingen we moet de auto. Normaal gaan we altijd lopend. Na de Blokker zijn we nog bij de bakker geweest, en daarna bij Etos.
En ineens krijg ik vreemd gevoel.
Ho eens, denk ik
Wat deden we na de Etos?
Het was inmiddels droog, de zon scheen.
We zijn gaan pinnen en daarna… ik herinner me het speeltuintje onderweg. Het klasgenootje van Liz dat we onderweg tegenkwamen.
Verrek!
We zijn naar huis gaan lópen, zoals we normaal altijd doen.
Nooit meer aan de auto gedacht.
Staat nog bij Blokker!
Als ik terugkom van turnles heeft buurjongen de hele buurt geïnformeerd en keer op keer moet ik uitleggen dat auto, bij nader inzien, toch niet is gestolen.
“Goh,” zegt buurman, “ik heb nu al zin in vijf december!”