Ik ben al weken aan het opruimen.
Alles wat ik uitzoek, wordt herverdeeld. Een grote zak knuffels naar de inzamelingsactie op school. Mooie kinderkleertjes naar de ‘tweedehands’ winkel, wat minder mooie dingetjes naar een opvanghuis. De zooi naar het grofvuil.
De zolder wordt leger en leger. Zelfs achter de schotten is niets meer veilig. Als ik eenmaal begin ben ik net een witte tornado. Maar dan zwart van het stof dit keer. Zwart en zwetend, want er staat een hoop troep. Ik worstel me door mijn jeugd. Door de babyjaren van de kinderen. Door Pauls marinetijd.
En dan komt de dag dat het ‘klaar’ is. Achter het schot is alles geordend, de zolder is leeg. Het kinderspeelgoed kan naar boven. De grote stickers van de prinsessen, Winnie de Pooh en Bob de Bouwer kunnen op de muur. De nieuwe make-uptafel wordt ingepakt. Het Ikea tekenbord ook. Paul verzaagt de boekenkast en ik frobel een leeshoekje. Met zachte kussens. Voor de deur komt een bontgekleurd kralengordijn.
Het wachten is nu op Sinterklaas. Tot die tijd is de zolder verzegeld. Als de kinderen terugkomen van oma zal ik zeggen dat er een traptrede loszit. Op vijf december krijgen ze een brief. Op rijm uiteraard. De traptrede is ‘gemaakt’ door Sint en Piet. Het gedicht loodst ze naar boven, naar de ‘opening van de regenboog’.
Mijn kinderen krijgen een speelzolder cadeau.
En ík kan niet wachten.