Gouden warmte

Half elf inmiddels!

Laat. Veel later dan normaal. Toch niet té laat? Nee. Ik ging er goed voor zitten. Mijn rok streek ik zorgvuldig glad, mijn benen ontspanden. Een goede houding was belangrijk. Rug recht, schouders naar achteren, voeten op de grond.

Ik haalde diep adem. Schuin achter mijn computerscherm zag ik een zonnestraaltje piepen. De paar blaadjes die nog aan de bomen zaten glansden fluweelachtig. De oogst was voorbij, het vuur gedoofd. Wat restte waren gloeiende kooltjes.

Ik snoof de geur op. Probeerde de lucht zo diep mogelijk mijn longen in te zuigen. Ik dacht aan mijn vroegere yogalessen. “Adem naar het heiligbeen.” Waar zat dat ook alweer? Zou ik de geur op die plek kunnen krijgen?

In opperste concentratie sloot ik mijn ogen. Ik bereidde me voor, probeerde boven mezelf uit te stijgen. Het moment was daar. Ik hief mijn hand en nam een slok. Een gouden warmte stroomde door mijn lijf. Vloeibaar geluk.

De eerste slok koffie na een bezoek aan de tandarts.

Hakken tegen elkaar, tenen naar buiten

Lizzy heeft deze week extra zwemlessen gehad.

Het was op haar eigen verzoek. Ze wilde een groep hoger. “Oké,” zei ik en ik gaf haar op voor een ‘doorstroomcursus’.

(Vervolgens gebeurde er iets grappigs. Ik had niet gezien dat er op woensdag géén extra lessen waren, aldus is mijn schoonmoeder gewoon met de meiden naar het zwembad gegaan. En er is gezwommen, alleen niemand weet in welke groep ze nou precies meegedaan heeft.)

Persoonlijk ben ik het wel zat na deze week. Zaterdag zwemmen met Bel, maandag twee keer met Liz en ’s avonds aquarobics, donderdag zwemles, vrijdag zwemles. Ik kan geen zwembad meer zin.

Alhoewel, eigenlijk viel dat zwembad nog wel mee. Veel erger is het dat ík elke dag nu ook verplicht zwemles krijg. Moet ik op de grond liggen en ‘groot rondje armen’ en ‘kikkervoeten benen’ doen. En ik ben blijkbaar niet zo’n beste leerling want de juf zucht en steunt er wat af.

“Nee mamma, hákken tegen elkaar, ténen naar buiten,” moppert ze.

En ik maar denken dat zwemles alleen vermoeiend is voor kínderen.

Wedstrijdje II

Het aantal reacties op mijn eerste oproep viel me wat tegen.

Hierbij dus een tweede oproep:

We naderen de vijfhonderdduizend bezoekers. Tijd voor een wedstrijdje. Wanneer zal de vijfhonderdduizendste lezer mijn dagboek bezoeken? Maak gebruik van de gegevens (rechts) op deze pagina (een blinde gok mag natuurlijk ook) en voorspel het exacte tijdstip (dag en tijd) waarop we de vijfhonderste hier mogen begroeten. Degenen die bij de vorige oproep al een gokje hebben gewaagd mogen hun antwoord bijstellen. (Of laten staan natuurlijk.)

De winnaar krijgt een persoonlijk cadeau.

Sinterklaasliedjes

Ik zing al twee dagen sinterklaasliedjes.

En dat is raar. Want het is nog niet eens november. De goedheiligman is nog niet in ons land. Er is geen reden om sinterklaasliedjes te gaan zingen. En toch doe ik het. Waarom?

En opeens weet ik het. Het is iets dat ik eet. Iets dat onlosmakelijke met pakjesavond en de stoomboot verbonden is. Iets dat ik sinds kort voor ’t eerst weer heb gekocht. De geur van vijf december aan mijn handen

Mandarijntjes.

Rode kool op maandag

Vorige week in het zwembad.

We stonden onder de douche. “Ik ben een beetje sloom,” zei ik. “Teveel gegeten. Ik had zó’n lekkere rodekoolschotel gemaakt!” “Rode kool?” riep er iemand. “Op máándag?!” Ik gluurde onder mijn afdak van shampoo door. “Ja, rode kool. Hoezo?”

“Rode kool op maandag betekent ruzie,” legde de douchebuur uit. “Ik eet nóóit rode kool op maandag, daar waarschuwde mijn moeder me al voor.” Een aantal dames knikte instemmend. Zij wisten óók van het rode-kool-op-maandag verbod. Ik dacht even na. Ik had geen ruzie gehad. En later die avond, toen Paul inmiddels lekker naast me lag te knorren, bleek dat ik die ook niet zou krijgen.

Gisteravond aten we geen rodekool We aten kip. Kip met peultjes. De kinderen vonden het niet lekker, zaten met lange tanden te kauwen. Paul en ik kregen woorden. En om niet teveel op elkaar te gaan fitten vervielen we beiden in een nukkig stilzwijgen. Met een afgemeten ‘doei’ vertrok ik naar het zwembad.

“Nog rode kool gegeten?” knipoogde één van de zwemgenootjes toen ik binnenkwam. “Nee,” zuchtte ik. “Geen rode kool gegeten. Wél ruzie gehad.”

Mijn rode koolgesprekspartner van vorige week draaide zich om. “Je méént het!” zei ze ontzet.

“Géén rode kool en tóch ruzie? Bizar.”

Feestje!

Paul stond in de kelder te flipperen.

Vriend A. hield hem gezelschap. Af en toe klonk gedempt gejuich. Ze vermaakten zich uitstekend met de nieuwe flipperkast. De ‘grote’ kinderen (vierplus) speelden op zolder. De kleintjes (driemin) keken Teletubby’s.

We hadden Chinees gegeten. De kinderen frietjes. Vriendin M. had vóór het eten al aangekondigd dat ‘ze maar eens moesten gaan’, maar daar had vriend A. niets van willen weten. Hij had nog een record te verbreken. Hij was de kelder niet uit te fikken.

Na drie kopjes thee en twee huilbuien (driemin) was vriendin M. het zat. “En nu wil ik weg,” siste ze. Ze snelde naar beneden. Een minuut later kwam ze gedesillusioneerd weer boven. “Ik moet nog éven wachten,” mopperde ze.

“Hij heeft een dubbele multibal.”