89

Lieve oma,

Op de een of andere manier was ik al verdrietig toen ik erheen ging. Vandaag erger dan anders. En dat terwijl een verjaardag toch iets is om te vieren. Maar oma, als jijzelf niet meer weet waar het feest voor is, wat zal ik dan juichen.

Mijn moeder had alles geregeld. Hapjes, chocoladepepernoten en een plekje waar we rustig konden zitten. Het clubje wordt steeds kleiner. Ik vroeg me af wat je ervan meekreeg, oma. Je lachte, pakte hier en daar een hand en mompelde wat. Maar wat je zei was onverstaanbaar.

We vroegen ons af of je geen last van je spieren had, zo scheef zat je in de rolstoel. Maar jou leek het niet te deren. Misschien maakte het ook niet meer uit. Misschien kwam er een moment dat je lichaam aangaf dat een pijntje meer of minder niet geen invloed had.

Negenentachtig jaar. Taart en een mooie ketting voor kerst. Want je bent een taaie dus ik ga er vanuit dat nog wel een paar keer kerst meeviert. Je weet al jaren niet meer wie ik ben, herkent mijn moeder nog nauwelijks. Maar je lacht altijd naar de kinderen. “Kleintje,” mompel je dan. Kleintje en grootje. “Klik,” zegt de camera.

Als ik naar huis ga ben ik in tranen. De sfeer, die onlogische combinatie van verdriet en vreugde, vandaag kan ik het gewoon niet hebben. Lieve oma, ik hoop dat je er iets van heb meegekregen. Dat je ons hebt gevoeld. Dat je wist dat we er waren voor jou.

En dat je misschien, heel even, samen met ons was.

Waar is Esther

Op de fiets.

Ik ben gek op roze. Echt. Maar niet zó gek dat ik in een roze auto zou gaan rijden. Kom nou. Een roze auto! Dan ben je niet gek op roze, dan ben je gewoon gek. Ziet er namelijk niet uit, zo’n rijdende sorbet. Extreem idioot om je in zoiets voort te bewegen.

De dame voor me denkt er waarschijnlijk anders over. Zíj rijdt immers in zo’n metalige milkshake. Ik kan haar niet goed zien, maar ik stel me zo voor dat ze op een Barbie lijkt. Of minimaal een babyface heeft. Zou ze een hondje hebben met een roze jasje?

Terwijl ik de suikerspin bestudeer, besluit de bestuurder haar (ik ga er vanuit dat het een vrouw is) knipperlicht aan te doen. Ze wil linksaf. Ik passeer de auto aan de rechterkant. Inderdaad, een vrouw. Blond. Ook dat nog. Geen hondje. Jammer.

Ineens besluit Barbie dat ze toch níet linksaf wil. Knipperlicht gaat uit en ze wil rechtdoor. Maar daar rijd ik nu. Ze schrikt van de fiets die plotseling voor haar rijdt en trapt hard op haar rem. Ze wijkt uit en haalt me dan snel in. In het voorbijgaan zie ik haar boos naar me kijken.

Er zijn heel veel onderzoeken gedaan over autokleurkeuze versus rijgedrag. Blauwe bestuurders zijn rustig. Rode agressief. Ik heb echter nog nooit iets gelezen over de bestuurders van roze auto’s. Ik stel voor dat roze auto’s in het eerstvolgende onderzoek worden meegenomen.

Mogen jullie alvast een omschrijving van de gemiddelde ‘roze’ bestuurder geven.

Waar is Esther III

Op een Sinterklaasviering.

De Pieten strooien pepernoten. “Weet je nog,” zegt Lizzy tegen Annabel. “Dat jij vorig jaar op het podium je rode laarsjes ging halen?” Annabel schudt haar hoofd. Ze weet het niet meer. Ze weet nog wel dat er toen ook pepernoten waren. En cadeautjes.

Het is een gezellige middag. Met dansende kinderen en veel muziek. Annabel struikelt over haar te lange jurk maar ze staat lachend weer op. Je moet er wat voor overhebben om op je grote zus te lijken. Als twee échte Spaanse danseressen dwarrelen de meisjes over het podium.

“Zeg mamma,” zegt Lizzy na afloop. “Er is iets raars met die Sinterklaas.” Vragend kijk ik mijn meisje aan. “Wat dan?” “Nou,” gaat Lizzy verder. “Deze Sinterklaas lijkt helemaal niet op die uit het winkelcentrum.” “O nee?” zeg ik verbaasd. “Maar die had toch ook een rode mantel en een witte baard.” “Dat wel,” knikt Lizzy. “Maar déze Sinterklaas heeft een heel ander gezicht bóven zijn baard. En véél bollere wangen.”

“Die gelooft niet lang meer,” fluister ik Paul in zijn oor.

Waar is Esther I

Op de officiële opening van een nieuw pand.

Collega M. stootte me aan. “Volgens mij komt Hans Kazan zo binnen.” En inderdaad, een in het zwart gekleede illusionist schreed het podium op. Uit een paraplubak viste hij een oude krant. Deze verfrommelde hij. En toen hij vervolgens het nieuwsblad weer ontvouwde, onthulde hij een witte duif. Cool!

Zes vogels later ging hij een stapje verder. Hij liet er twee verdwijnen. Ik applaudisseerde. Als enige. “Ssstt,” stootte M. me aan. “De truc is nog niet afgelopen.” Een beetje beschaamd verstopte ik mijn handen achter mijn rug. Alsof ik daarmee het door mij geproduceerde lawaai kon wegnemen. Sukkel.

Maar M. deed zelf ook leuk mee. Bij de volgende klapsessie (vier duiven waren omgegoocheld tot een groot wit konijn), was ze zo druk aan het kletsen dat ze niet door had dat iedereen al stil was. Ze klapte werktuigelijk door. Nu was het mijn beurt om haar aan te stoten. “Je mag wel ophouden met nu,” fluisterde ik grinnikend. M. bloosde.

De voorstelling eindigde met de officiële opening van het nieuwe gebouw. De illusionist hield de vlam van een fakkel onder een lont. Het touw brandde in de vorm van een V, een zwart doek viel en onthulde een groot wit bord. ‘Geopend’ stond erop. Tegelijkertijd werden een paar pijlen met zilveren franje afgeschoten.

De camera richtte zich op het publiek dat ‘oh’ en ‘ah’ riep. En daarna op het spiksplinternieuwe plafond. Gaten! De knallers hadden er een paar gaten in geschoten! En een van de plafondpanelen hing nu met de punt naar beneden. De illusionist keek alsof hij overwoog zichzelf weg te toveren. De eigenaar keek bedremmeld omhoog. M. en ik onderdrukten een lachbui.

Over een ‘opening’ gesproken.

Tamacotchie

Liz heeft gister een tamacotchie gekregen.

Je weet wel, zo’n digitaal huisdier in de vorm van een ei. En met een beeldschermpje. Elke keer als dat apparaat gaat piepen dan ‘moet’ het beest (in Liz’ geval een poesje) iets. Spelen, eten, poepen of een prik van de dokter. Liz is er hartstikke druk mee.

Nou was ik gisteravond alleen thuis, zat ik lekker met een boekje op de bank voor de openhaard (af en toe naar buiten kijken, goh, het sneeuwt nog steeds), begint dat ding ineens te loeien. Dus ik een beetje op die knopjes drukken, snapte er geen zak van. Uiteindelijk maar weer op de kast gelegd.

Afijn, vanochtend komt Liz vanochtend met de tamacotchie naar me toe: “Mam, wat betekent dit?” Lag poesje met oogjes dicht, pootjes omhoog, naast een grafsteen met een kruis erop. Wat denk je? Had ik gewoon haar digitale huisdier vermoord!

Heb hem maar snel gereset.

Echt winter

Vriendin F. was er gelukkig al vroeg.

Zij had nergens last van. Ze waaide hooguit een beetje omver, onderweg naar mijn huis. Vriendin H., die later zou komen, had minder geluk. Zij kreeg te maken met een boom op de rails. Via een aantal omliggende stations kwam ze uiteindelijk – anderhalf uur na de planning – per taxi voorrijden.

Ondanks het onstuimige weer besloten we naar het restaurant te fietsen. “We vinden het niet leuk dat jij anders geen wijntje kan drinken,” zei F. En dus gingen we fietsen. Met alle gevolgen van dien want onderweg werden we overvallen door een hagelbui. Bovendien waaide ik met F. en al (ze zat bij mij achterop) bijna van mijn fiets af.

Later die avond brachten we H. weer naar het station. De weg lag vol met kleine hagelstenen. Sneeuwwitte minikiezeltjes. H. had haar vriend gebeld voor de treintijden en had vervolgens precies de verkéérde informatie doorgekregen. Gevolg; pas een uur later, 00.49, ging er weer een trein. En die had nog vertraging ook. Het was koud op het station maar gelukkig moesten we zó hard lachen – te flauw om hier te vermelden – dat we vanzelf weer warm werden.

Vanochtend kwam Lizzy vertellen dat er sneeuw lag. “Echte sneeuw,” Ze trok de gordijnen open op te laten zien dat ze geen onzin praatte. Direct daarop vloog ze weer naar beneden om samen met Annabel naar buiten te gaan. Nog geen tien minuten later stonden ze alweer voor de deur.

“Kijk,” zeiden ze glunderend. “We hebben een sneeuwpopje gemaakt. Nu is het echt winter he?”

De risicoanalyse

Het meisje van het gastouderbureau keek om zich heen.

“Hier heeft u een lijst mevrouw,” zei ze, terwijl ze zich tot mijn moeder richtte. “Daar staat op waaraan binnen een kinderrijke omgeving zoal aan moet denken.” Mijn moeder bekeek de lijst. “Goh,” zei ze ietwat cynisch. “Bedden wassen. Daar was ik nou zelf nooit opgekomen.”

Het meisje ging onverstoorbaar verder. “Ik moet u ook wat kritische vragen stellen.” Ze trok een ernstig gezicht terwijl ze het woord ‘kritisch’ uitsprak. “Nou,” zei mijn moeder. “Barst maar los.” Het meisje keek op van haar papieren en schraapte haar keel. “Mevrouw,” zei ze. “Doet u aan normen en waarden?”