Gisteren was het echt een stomme dag. In elk opzicht.
’s Avonds praat ik erover met vriendin B.
Tijdens het wandelen vertel ik haar wat er allemaal misging. Een afspraak die op het laatste moment werd afgezegd, een e-mail waarvan de honden geen brood lusten, een beker melk die door mijn tas heen lekte (hoe lagere school is dat?!). En ik wéét dat het allemaal niet dramatisch is, maar soms vóelt het wel zo. Alsof mijn leven één grote wereldramp is.
Vriendin B. probeert me op te vrolijken.
“Alles is ergens goed voor,” zegt ze.
Ik zeg dat ik dat onzin vind. Kanker is nergens goed voor. Oorlog is nergens goed voor. Je kleine teentje stoten en tot op het bot ontvellen is ook nergens goed voor. Maar B. geeft niet op.
“Denk aan iets wat wél goed ging vandaag.”
“Mopperen gaat wel goed.”
“Es….”
“Oké, oké. We hebben de mini’s compleet.”
We wandelen een tijdje zwijgend verder. Vriendin B. heeft natuurlijk gelijk. Ik moet positief denken. Het feit dat ik vandaag een paar tegenslagen had op het gebied van mijn zelfstandig ondernemerschap wil natuurlijk niet zeggen dat ik een complete mislukking ben. Paul zei ook al zoiets, dat ik niet zo negatief moet denken. Maar het is ook soms allemaal ook vervélend.
“En toen pakte ik een pak rol vuilniszakken uit de kelderkast, daardoor viel er een thermosfles en die viel bovenop mijn lievelingsvaas. Kapot natuurlijk. Die vaas.”
“En díe scherven,” roept B. triomfantelijk, “die gaan jou natuurlijk geluk brengen! Zie je wel, alles is ergens goed voor.”
Ik zucht diep en kijk B. aan. Ze is een lieverd, echt, maar aan mij valt vandaag geen eer te behalen. Ik probeer echt te denken in termen als ‘scherven brengen geluk’ en ‘morgen schijnt de zon weer’, maar ik zit nogal vast in de moppermodus. Ik doe mijn mond open om iets leuks te zeggen, haar te bedanken voor haar wijze woorden, ik doe mijn best, maar in plaats van ‘je hebt helemaal gelijk, kom we gaan een borrel drinken’, zeg ik:
“En ernáást stond een hele stómme, lelijke vaas. Waarom viel die thermoskan dáár niet op?”