Middeleeuwse straffen waren hier niets bij!


Echt, het leek zo’n goed idee!

Ik zou de kinderen (drie stuks) gewoon de arena in schoppen en zelf met een boekje (en lekkere cappuccino) gaan zitten niksen tot ik een ons woog. Heerlijk, zo’n Kinderspeelparadijs in de herfstvakantie, wat wil een mens nog meer.

Maar ik was nog geen half uur binnen of de twijfel sloeg toe. Wel alle grote kunstroven nog aan toe, het was hier wel erg druk en erg lawaaierig en erg… érg! Zoveel kinderen, zoveel geschreeuw. Een akoestiek die haaks op de Wet Geluidshinder stond. Had ik me bij binnenkomst nog afgevraagd waarom hier in hemelsnaam sterke drank geserveerd werd, begon ik het nu – na het kapotkauwen van zes plastic bekertjes – een beetje te begrijpen. Hoezo Paradijs?

Afijn, om te voorkomen dat ik als een moderne Miss Hanigan (“Little Girls, Little Girls, everywhere I turn I can see them”) hysterisch door de speelhal zou gaan rennen, verplaatste ik mezelf, met cappuccino en boekje, naar het ‘boventerras’. Daar was het weliswaar ziekmakend benauwd, maar daar had ik iets meer ruimte.
Helaas stroomde het ook boven langzaam vol en raakte ik wederom ingesloten. De pakjes Capri-sonne en half afgekloven frikadellen vlogen me om de oren en telkens wanneer ik opkeek schenen de kindergezichten grotesker en hun grijnzen demonischer. Nog even en ik zou zo van de balustrade afspringen! (Niet dat dat zou helpen want daar lag een supergroot springkussen onder, maar even voor de beeldvorming.)

Ik heb het volgehouden tot na de lunch (het broodje kroket sleepte me er doorheen) en toen heb ik aangekondigd dat we deze Stephen King-achtige setting gingen verlaten. De eerstvolgende keer dat ik een zenuwbehandeling bij de tandarts moest ondergaan zou ik niet meer klagen. Met drie verontwaardigde kinderen in mijn kielzog strompelde ik naar mijn auto. Lucht! Frisse Lucht! Gasp! Gasp! Werkelijk, middeleeuwse straffen waren hier niets bij. Welke zieke geest had dit bedacht? Welke sadist was hier aan het werk geweest?!

Goed. Met de ramen open reed ik fluks naar huis. Nog nooit was ik zo blij om mijn eigen rustige buurt te zien. Sartre had ongelijk, bedacht ik terwijl ik de auto parkeerde, ‘de hel dat zijn niet de anderen. De hel dat is het kinderspeelparadijs.’

Een nieuw jaar….


Op één januari was ik strontverkouden, had ik last van mijn rug en moest kon ik weinig positiefs (over mezelf) bedenken. Dat heb ik soms. Het enige dat dan helpt is binnenblijven. En dat was ook het enige dat ik kón doen. Met al die regen.

Ik vond dat – al met al – het jaar niet fantastisch was begonnen. Ik miste de gezellige drukte van december, ik was moe van de verkoudheid en ik had al helemaal geen zin om weer te gaan werken.
Daarbij kwam dat er nog steeds weinig te melden was over mijn boek – werkelijk, een Russisch vijfjarenplan is er niets bij -, ging er een paar mooie laarzen aan mijn neus voorbij en dreigde er een flink financieël probleem vanwege een verkeerd uitgevoerde interne boeking van mijn hypotheekverstrekker.

Gelukkig lijkt het tij sinds gisteren te keren (en dan bedoel ik niet het tij in Groningen… al lijkt dat ook te keren, gelukkig). We hebben een vakantie geboekt in Zuid-Frankrijk (dit jaar wordt het wildwaterkanoën op de Verdon), mijn geld is teruggestort, de verkoudheid is op z’n retour en vanochtend heb ik eindelijk leuke laarzen gevonden. Oké, met betrekking tot mijn boek ben ik nog niet bepaald optimistisch maar er is leuk nieuws over mijn column in AssurantieMagazine en as we speak zit ik de vragen te beantwoorden voor een ‘echt Esther’ interview. Altijd leuk.

Kortom, ik lach weer en ik schrijf vrolijk verder. Wat 2012 allemaal gaat brengen, ik weet het niet maar het voelt alsof ik de eerste slag al heb gewonnen. Het voelt goed en het komt goed, dat is mijn instelling voor 2012.

Nu alleen nog even tien kilo afvallen.

Twee keer au!

Maandag, balansdag.

Vriendin I. (bij de oude garde ook wel bekend als Goeroe I.) ging naar het casino. Ondergetekende wist daar niets van. Vriendin I ook niet, totdat ze met haar vriend min of meer per ongeluk voor de deur stond. Vriendin I. deed daar iets. In dat casino. Ondergetekende weet niet precies wát vriendin I. daar deed, maar ze deed het blijkbaar wel goed. Ineens gingen er overal bellen rinkelen. Twee seconden later stond de floormanager erbij. Zulks is goed, of héél slecht nieuws. In het geval van vriendin I. was het gelukkig goed.

Ondergetekende las het verhaal van Vriendin I. op zondagmiddag. Net nádat ondergetekende een loodzware tafel op haar teen had laten vallen. Feitelijk zat ondergetekende, op het moment dat zij de e-mail las, met haar teen (en al blauwe nagel) in een bakje koud water. De bijtende pijn van die half afgestorven teen hield ondergetekende behoorlijk scherp.

Op dat moment kwam ondergetekende dan ook tot een ongewoon helder inzicht.

Het communisme had gefaald. Het leven was niet eerlijk.