Hang ‘m high


En toen de boom ging, kreeg Paul het pas écht op zijn heupen!

Binnen de kortste keren had hij twee aanhangwagens zand weggeschept, nieuwe borders gemaakt, bilzen gezaagd, gras gelegd en een paar palen de grond in geslagen.

Vandaag plukten we daar de vruchten van. Vanochtend om elf uur belde de meneer van de pakketjesservice aan: onze nieuwe ‘familie’-hangmat was gearriveerd! Hadden wij even mazzel dat de kinderen hier net een week vrij waren en dat het ongeveer dertig graden was?! De hele dag hebben ze in de hangmat gespeeld, ze vonden het geweldig!

Relaxed voor mij? Welnee, ík stond de gehele dag de hangmat de duwen. (Waren we nét van de schommels af, had ik dit weer?!) Toen ik even met de buurman (over de schutting) stond te praten, en de kinderen de hangmat verlieten, had ik dat niet eens in de gaten. Stond ik gewoon een lege hangmat te duwen! (Volgens de buurman had ik last van het lege-hangmat-syndroom.)

Afijn, een succes dus, de hangmat. Of eigenlijk, de hele (nieuwe) tuin! Hieronder zie je Annabel in de hangmat. Wat wordt die meid lang he?!

Concerttips: Wu-Tang Clan is terug

Twee jaar geleden stond hij ook al in de Melkweg. De nieuwe cd valt samen met een fotoboek. Daarin zijn beelden te zien die de 45-jarige muzikant maakte.

PJ Harvey – 30 mei en 31 mei, Paradiso in Amsterdam

PJ Harvey staat twee dagen in een uitverkocht Paradiso. De Britse singer-songwriter, die eigenlijk Polly Jean Harvey heet, werd door haar debuutalbum Dry door muziekblad Rolling Stone op 22-jarige leeftijd uitgeroepen tot Beste songwriter van het jaar en Beste nieuwkomer. Inmiddels is ze 41 jaar en zijn haar cd’s nog steeds geliefd.

Levellers – 1 juni, Paradiso in Amsterdam

Ze braken in 1991 door met het album Levelling The Land. Een reden voor Levellers om twintig jaar later het album nog eens in het zonnetje te zetten. Het optreden van de Britse band staat dan ook in het teken van Levelling The Land.

Julian Marley – 4 juni, Paard van Troje in Den Haag en 5 juni Paradiso in Amsterdam

De zoon van reggaelegende Bob Marley heeft de talenten van zijn vader geërfd. Hij groeide op in Engeland, maar stond als kleine jongen al snel in een Jamaicaanse studio. Twee jaar geleden kwam zijn laatste album Awake uit. De cd leverde hem in 2010 een Grammy Award op.

Wu-Tang Clan – 6 juni, Melkweg in Amsterdam

De Wu-Tang Clan is terug. In het kader van hun tournee The Rebirth Tour 2011 staan RZA, GZA, Ghostface, Method Man, U-God, Raekwon en Masta Killa weer samen op het podium. Ol’ Dirty Bastard ontbreekt, hij overleed in 2004. De groep zette zichzelf in 1993 met hun debuutalbum Enter the Wu-Tang (36 Chambers) op de kaart.

RIJSWIJK (ANP)

Ik droomde dat ik droomde…


Het begon er allemaal mee dat ik weer op school was.

Nou is dat niet zo heel vreemd, ik droom best vaak over mijn tijd als student (ik heb mijn diploma gehaald aan de Hogeschool Holland, dat is op zich al een reden om nachtmerries te krijgen) maar dit keer was het anders. De school uit mijn droom leek in niets op het saaie gebouw dat ik kende uit Diemen.
Ik was aangekomen met de trein, een ouderwets model dat me deed denken aan het spoorwegmuseum, en ik had een trolley met bagage bij me. Ik werd op het perron begroet door mijn medestudenten, kennelijk zat ik hier al langer op school.
Met een groepje medestudenten liep ik richting de school, een mooi oud gebouw ergens in de bossen. Het leek een beetje op de HAVO waarop ik had gezeten, die was destijds gehuisvest in een oud klooster. Ach ja, zo gaat dat met dromen. Een patchwork van de geest zijn ze.

Het eerste wat me opviel was de hal, die was enorm groot en deed kasteelachtig aan. Ik kon het plafond niet zien, het leek wel of ik sterren zag in plaats van het plafond. Ik weet nog dat ik in mijn droom dacht dat ik wel erg moe moest zijn als ik dacht sterren te zien in plaats van het plafond. Daarna bedacht ik dat ik waarschijnlijk sterretjes zag als gevolg van het laseren.
Een van mijn medestudenten zei dat we naar de slaapzaal gingen om onze spullen uit te pakken, kennelijk was ik hier intern. Grappig. Blijkbaar was dit een soort internaat. Het voelde wel goed trouwens. Ik herinner me dat het in mijn droom voelde als thuiskomen. Alsof ik de school en mijn vrienden erg gemist had.

Hierna maakte de droom een sprongetje in de tijd. Ineens waren de lessen begonnen. Ik sleepte boeken mee en rende van lokaal naar lokaal. De lokalen waren overal en nergens. Af en toe kon ik ineens een trap niet meer vinden (maar dat was bij de Hogeschool Holland ook). De lessen deden wat vreemd aan. We hadden het veel over kruiden (biologie?), we brouwden drankjes (soort scheikunde?) en ook de geschiedenisonderwerpen deden wat vreemd aan.
Op een middag zat ik met een vriendin in de bibliotheek en bespraken we de vakken die we volgden.
“Ik maak me een beetje zorgen,” zei ik, “of ik met deze opleiding wel een baan kan vinden.”
“Tja,” zei Vriendin “het is hier een wereld op zich. Maar het is wel de enige opleiding die opleidt tot heks of tovenaar.”
En opeens viel het kwartje. Dat kasteelachtige gebouw, al die Gothics hier, die rare lessen. Ik zat op een soort universiteit voor tovenarij. In mijn droom vond ik dat niet zo heel raar. Dat ik op die school zat. Wel begon ik me op dat moment echt zorgen te maken over mijn arbeidsperspectieven. Ik bedoel, de Hogeschool Holland is erg, maar het kan altijd erger! Wat moest ik in godsnaam doen, straks, als afgestudeerd heks? Leuk, kon ik vliegen op een bezemsteel, maar daar kon ik toch geen geld mee verdienen?!

De droom werd onderbroken door Annabel die riep dat ze wakker was. Ik tilde mijn hoofd op merkte dat de dopjes van de Ipod nog in mijn oren zaten. De batterij was leeg en hij was gestopt bij het laatste hoofdstuk van Harry Potter and the Prisoner of Azkaban.

Ik vertelde Paul wat ik had gedroomd en hij merkte op dat hij nu eindelijk begreep waarom ik af en toe zo’n heks was.

Verjaardagen 29 mei

1956 – LaToya Jackson, Amerikaanse zangeres. Het vijfde kind uit de befaamde Jacksonfamilie. Zus van Jermaine, Tito, Janet en de overleden Michael. Haar derde album Heart Don’t Lie (1984) werd een grote hit. Poseerde in 1989 voor Playboy. Wordt beschouwd als ‘de minst talentvolle Jackson’.

1957 – Ted Levine, Amerikaanse acteur. Speelde onder meer in Silence of The Lambs, Memoirs of a Geisha en The Manchurian Candidate. Werd in 2008 samen met de gehele cast van American Gangster genomineerd voor een Screen Actors Guild Award.

1958 – Annette Bening, Amerikaanse actrice. Bekend van films als American Beauty, Being Julia en Mars Attacks!. Won een Golden Globe voor beste actrice in de komedie Being Julia.

1959 – Rupert Everett, Britse acteur. Bekend van films als Shakespeare in Love, My Best Friend’s Wedding, The Next Best Thing. Had zes jaar een relatie met Paula Yates.

1961 – Melissa Etheridge, Amerikaanse zangeres. Verwierf eind jaren ’80 bekendheid met haar hit Bring Me Some Water van het album Melissa Etheridge. In 1989 scoorde de rockzangeres haar grootste hit met Like the Way I Do. Kreeg in 2007 een Oscar voor het nummer I Need To Wake Up uit de film An Inconvenient Truth. Overwon borstkanker en was negen jaar getrouwd met Tammy Lynn.

1967 – Noel Gallagher, Britse muzikant. Was gitarist en songwriter van de groep Oasis. Bekend van de hit Wonderwall. Verliet de band na ruzie met zijn broer en frontman Liam. Gaat door met zijn andere bandleden van Oasis onder de bandnaam Beady Eye. Is naast muzikant ook songwriter van onder meer Live Forever.

1975 – Melanie Brown, Britse zangeres. Begon haar carrière bij de Spice Girls. Is beter bekend als Mel B. Heeft ook de bijnaam Scary Spice. Scoorde solo hits als I Want You Back en Word Up. Was ooit getrouwd met de Nederlandse danser Jimmy Gulzar, met wie ze een kind heeft. Was ook verloofd met acteur Eddie Murphy, van hem heeft ze ook een kind. Heeft nu een eigen realityserie.

1979 – Pelle Almqvist, Zweedse zanger. Gezicht van de band The Hives, waarin ook zijn broer speelt. Staat bekend om zijn arrogante uitspraken.

RIJSWIJK (ANP)

Ik zie ik zie…. niet bepaald veel… II


Even een laserupdate.

Waarschuwing: voordat jullie, naar aanleiding van mijn juichende verhalen (hier en hier), en masse naar de klinieken rennen om jullie ogen te laten laseren, even dit: het gaat hier (nog) helemaal niet goed!
Qua zicht.

Nou ja, helemaal niet goed, bij de laatste controle werd me verteld dat ‘dit’ allemaal normaal is, dat wondjes op het hoornvlies voor een soort oedeem zorgen (vocht) waardoor de oogbolling tijdelijk anders is en er een cilinderafwijking optreedt. De een heeft hier wat meer last van, dan de ander. En ik heb er véél last van. Ik heb een cilinder ter grootte van mijn oorspronkelijke oogafwijking waardoor ik niet alleen in de verte onscherp zie, maar vooral ook dichtbij. Ik kan werkelijk geen krant lezen!

Oké, ik heb de afgelopen drie dagen gewerkt, maar eigenlijk sloeg dat nergens op. Ik zat met mijn beeldscherm op maximale grootte en Word op 300% en dan nog moest ik regelmatig aan een collega vragen of ergens een drie of een acht stond. Doodmoe werd ik er van. TV kijken is uitgesloten, een boek lezen onmogelijk. Ik ben inmiddels bij Harry Potter boek III op de luisterCD aanbeland.

Met mijn ogen zelf gaat het wel goed. Ik hoef niet meer met de pilotenbril op te slapen (vond Paul wel jammer, die vond hem wel sexy) en ook de zonnebril mag achterwege blijven. Pijn heb ik niet, ook niet gehad, ik merk alleen dat mijn ogen nog een beetje gevoelig zijn. Ik hou me keurig aan het ‘druppelprotocol’ en slik braaf extra vitamine C. So far, so good.

Volgens de optometrist is dit allemaal niet zorgwekkend en moet het binnen een maand verbeteren. “De genezing verloopt bij iedereen anders,” zei hij. Natuurlijk, begrijp ik. Maar eerlijk is eerlijk: ik had het wel prettig gevonden hierover íets meer te lezen in de folder waarin de ‘risico’s’ werden omschreven. Ik bedoel, gisteravond moest ik de buurvrouw bellen om te vragen of ze de beeldinstelling op TV wilde aanpassen voor me. Op dat soort dingen kan je maar beter voorbereid zijn.

Maar goed, het is nou eenmaal niet anders. Ik ga de komende dagen mijn ogen (en mezelf) weer heel veel rust geven. In de tussentijd luister ik maar een beetje naar mijn Ipod, speel ik een spelletje met de Kletsen (we hebben Monopoly met een extra groot bord) en hoop ik, met heel mijn hart, dat ik snel weer beter kan zien.

(Want stiekem maak ik me best zorgen!)

Het kan altijd erger


In april 2006 kreeg ik een Mirena.

Ik deed daar destijds nogal zenuwachtig over.
(In mijn gedachten had het spiraaltje niet alleen de afmetingen van een flinke piranha aangenomen, het had ook nog eens de bijbehorende tanden.) De ingreep viel echter 100% mee, lees hier het blogje van toen.

Een Mirena gaat vijf jaar mee.
De betere rekenaars onder jullie hebben het inmiddels door: de parachuteplug had er al uit moeten zijn! En dus fietste ik gisteren naar het ziekenhuis om d’ene Mirena voor d’ander te laten verwisselen. Fluitend natuurlijk, ik wist inmiddels dat die ingreep niets voorstelde.

Ik lag net lekker – beentjes gespreid in de steunen, eendenbek ingebracht – toen de gynaecoloog zei: “Volgens mij heb je een eisprong in de linker eileider.” Ik had zéker een intelligente vraag gesteld (met betrekking tot de pingpongwedstrijd die mijn gynaecoloog kennelijk in mijn binnenste kon volgen) als er niet precies op dat moment een folterende pijn door me heen trok.
“Níet prettig,” siste ik.
“Komt door die eisprong,” zei de gynaecoloog. “Sorry.”
Ondertussen ging de pijn door. Het leek verdorie wel alsof ik weer aan het bevallen was. Ik klemde mijn kaken op elkaar en probeerde ‘door de pijn heen’ te voelen, zoals me destijds op de pufclub was geleerd. (Het alternatief was: schoppen, maar dat had de gynaecoloog vast niet leuk gevonden.)
“Klaar,” zie de arts, “je bloedt alleen een beetje.”
Dat verbaasde me niets! Voor mijn gevoel was ik al half leeggebloed. Al het bloed was in elk geval uit mijn gezicht getrokken want de verpleegkundige – die zich tot dan toe op de achtergrond had gehouden –merkte op dat ik een beetje witjes zag. Ze bracht een koud washandje.
“Ik voel me niet zo lekker,” zei ik.

Na een minuutje vond ik dat ik wel op kon staan. Niet dat ik me nou zo patent voelde, maar zo half naakt met je benen uit elkaar lig je ook niet echt ontspannen. Ik klauterde uit de stoel, liep een paar passen en zeeg vervolgens in elkaar. So far not so good. Ik was gewoon door mijn benen gezakt!
Kennelijk gebeurde zulks hier wel vaker want de gynaecoloog hielp me geoefend omhoog en de verpleegkundige stond opeens naast me met een brancard.
“Even een kwartiertje liggen,” zei ze, waarna ze me handig aankleedde en de gang op reed.
Het liggen deed me goed. Even plat en ik was weer de oude.
“Ik breng je naar een rustig kamertje,” zei de verpleegkundige. “Daar kan je bijkomen.” Ze zette koers richting de klapdeuren die toegang gaven tot de wachtruimte, de vólle wachtruimte. De wachtruimte van ongeveer de gehele tweede verdieping waar ik net nog als onbezorgde blonde naar mijn Ipod had zitten luisteren.
De verpleegkundige rolde me door de stille gang.
“Kan ik niet even hier blijven?’ vroeg ik. “Gewoon hier op de gang? Ik ben zo weer oké hoor!” Ik voelde me alweer een stuk beter. ’t Was gewoon een reactie op de pijn. Of die eisprong, weet ik veel. De verpleegkundig schudde resoluut haar hoofd. Veel te onrustig. Ik moest minstens een kwartier liggen. Op een rustige kamer.

De klapdeuren gingen open en ik zag alle hoofden mijn kant uitdraaien. Snel sloot ik mijn ogen. Had ik nou mijn laserzonnebril maar opgehouden! Lange seconden gingen voorbij terwijl ik de gehele tweede verdieping werd overgereden. In rustig tempo en met één irritant piepend wieltje. Eenmaal aangekomen in het ‘rustige’ kamertje wilde ik eigenlijk meteen weg.

Voor de vorm bleef ik nog tien minuten liggen. Daarna vond ik het mooi geweest. Ik stond op, dronk wat water en maakte bij het loket een nieuwe afspraak voor controle. Daarna ging ik naar beneden om pijnstillers te halen bij de ziekenhuisapotheek.

Het was druk beneden. Een oude man probeerde uit te leggen wat voor kwaal hij had maar de apothekersassistente begreep hem niet. Ik wachtte rustig en staarde door het raam naar buiten. Nog even en dan: frisse lucht.
Plotseling draaide de vrouw voor me zich om en vroeg: “Gaat het weer?” Ik moet haar vragend aangekeken hebben want ze ging verder: “Ik was boven, je kwam langs op de brancard!”
Nee zeg, was ik van het ene moment op het andere veranderd in een BZ-er! (Bekende Ziekenhuisster.) Ik knikte ten teken dat het weer goed ging maar ik zag aan de ogen van de vrouw dat ze graag wilde weten wat er met me gebeurd was. Begreep ik. Zou ik zou ook willen weten.
“Gaat prima hoor,” zei ik vriendelijk. “Ik kreeg een nieuwe Mirenaspiraal en dat deed een beetje pijn. Toen viel ik flauw, maar het was zo weer over.”
De vrouw lachte, duidelijk opgelucht dat ze het verhaal zomaar in haar schoot geworpen kreeg. Ze leek even na te denken en boog zich vervolgens vertrouwelijk naar me toe.
“Weet je wat helemaal erg is,” fluisterde ze, “de overgang.” Bij dit laatste wees ze op haar eigen buik als om aan te geven dat het ‘daar binnen’ flink mis was nu het pingpongseizoen voorbij was. In de tien minuten die we samen moesten wachten vertrouwde ze de complete encyclopedie van overgangsklachten toe, van Ademnood tot Zweetaanvallen.

Oké, dat plaatsen van dat spiraaltje was niet fijn geweest, maar het was niets vergeleken bij wat me allemaal nog te wachten stond.

Frisse lucht was nog nooit zo welkom geweest.

Hostile takeover


Vrijdagmiddag om zes uur vertrokken ze.

Op de fiets, in de zon. Regenpak onder de snelbinders, bagage in een busje dat achter hen aan zou rijden. De rol Fruittella had de eindbestemming niet gehaald en de bidon was al half leeg. Ik keek hoe ze, druk kwebbelend, de straat uitfietsen, richting de grote weg. Mijn ogen waren vochtig, maar dat kwam natuurlijk van het laseren. Lizzy ging op kamp, met de turnvereniging. Als dat maar goed ging. (Klik hier voor eerdere kampervaringen.)

Om kwart over zes was ik weer thuis.

“Wil je een spelletje met me doen?” vroeg Annabel.
“Nee lieverdje,” zei ik, ‘mamma gaat eten koken.”
“Mag ik dan wat lekkers?”
“Nee, want we gaan zo eten.”
Gezucht. Gesteun en een verveelde blik.
“Wanneer komt Lizzy terug?”

Annabel was echt een beetje ontheemd. Lizzy weg en buurmeisje niet thuis, de kleine Klets vond het maar saai. Hoewel de extra aandacht van pappa en mamma natuurlijk wel lekker was. Die buitte ze flink uit.
“Nog één potje ganzenborden??”

Zondagmiddag gingen we Lizzy weer halen. Met drie man sterk stonden we haar op te wachten bij de turnhal. Daar kwam wat aangefietst, ik herkende Lizzy’s jasje. Maar wacht eens, er zat een verkeerd hóófd op het jasje! Snel keek ik rond; had Liz haar jasje verwisseld met dat van één van de oudere meisjes? Ik bedoel, dat bleke kind met die hoge staart, zwaar opgemaakte ogen en die enorme oorbel (met bloem daaraan) kon toch onmogelijk mijn achtjarige dochter zijn?! Ik keek naast me en zag dat Paul wit wegtrok.
“Ik zie Lizzy niet,” zei Annabel.

Het meisje met Lizzy’s jasje aan kwam aangeslenterd.
“Hallootjes,” zei ze, terwijl ze een hand opstak. Tssssk. Ze klonk net als Lizzy. Had mijn dochter zelfs haar stem uitgeleend!?
“Hoi Lizzy!” riep Annabel enthousiast.
“Ik heet Liz.”
(Zie je wel, ’t was echt iemand anders!)
“Wat heb je een grote oorbel in!”
“Ja, duh... dat is mode.”
“En heb jij nou mascara op? Oogpotlood?”
“Ja. Heb ik van Laurie gekregen. Zij is echt cool. Senna was ook mee, die is vreselijk. Liep iedereen te dissen.”
“Te wat?”
“Laat maar, Annabel, daar ben je te klein voor.”
“Was ‘t leuk schat?
“Ja.”
“Alleen maar ‘ja’?”
“Ik ben moe hoor, als je ‘t nog niet wist.”

Geschrokken keken Paul en ik elkaar aan. Wat was dit nou? Wat was hier gebeurd? Wat hadden wij gemist? Was hier sprake van een hostile take-over? Had de stichting Kritisch Prikken toch gelijk gehad en begon ons kind te muteren?

Paul laadde de fiets in de auto. Annabel bekeek Liz aandachtig. Liz stak haar tong uit. Zuchtend pakte ik de grote weekendtas op.

Had ik weer.
Stuur ik een schoolkind op kamp, krijg ik een puber terug!

Het was leuk u gekend te hebben


Daar ben ik weer! (Nog wel, althans)

Ik kan weer redelijk zien (heb ‘wisselend zicht’ zoals dit zo mooi in de folder staat omschreven (alsof ik op een boot zit)) en ik ben het boek- en internetloze leven wel zat.

Annabel ligt in de nieuwe hangmat, ik zat buiten (maar de zon is nogal fel aan mijn ogen) en Tuffy fluit een liedje op het balkon. Paul sproeit het nieuwe gras (hij heeft de tuin flink aangepakt sinds de boom is geveld, hij heeft er geen gras over laten groeien, zogezegd, maar hij heeft het er wel over laten leggen) en Lizzy is op turnkamp.
Tijd voor actie. Tijd voor Internet.

Ik heb mijn browser nog niet opgestart of ik lees het al: de Apocalyps komt eraan! Ik knipper nog even met mijn ogen: zie ik dat nou goed? Ja. Dit ligt niet aan mijn ogen! De ramp is nakende!

Eenentwintig mei 2011, zo luidt de voorspelling, begint de Dag des Oordeels. Voorspeld door een meneer blabla die een heleboel heeft verteld over ditendat. Alle gelovigen zullen zusenzo terwijl de ‘anderen’ direct zullen begrijpen dat jeweetwel het toch bij het juiste eind had.

Kortom: het einde van de Aarde, dood aan het leven en pech voor de losers. Pech voor Paul en zijn nieuwe mooie grasveld.

“Toch wel sneu,” twittert @ChristaRomp, refererende aan zowel de Apocalyps als mijn ooglaserbehandeling van afgelopen maandag, “al die pijn deze week terwijl de Apocalyps morgen komt.”

“Ach,” twitter ik terug. “Je kunt het ook zo zien: ik zie ‘m nu tenminste aankomen!”

Even wat anders…


Ik heb last van een afzakkende onderbroek.

Dat heeft natuurlijk niets met mijn zojuist gelaserde ogen (en mijn herstel) te maken, en op de schaal van Richter gemeten is het vast niet heel schokkend, maar irritant is het wel.
Mijn onderbroek (lees hier, voor een hippere versie van mijn blog, desgewenst ‘slipje’, ‘directoire’ of ‘dessous’) en ik hebben een wat moeilijke relatie. Ik houd niet van strings (en ik wantrouw mensen die vinden dat een string ‘lekker’ zit) en ik houd ook niet van zichtbare onderbroekrandjes (ik wantrouw mensen met zichtbare onderbroekrandjes) dus draag ik meestal hipsters. Het duurde vrij lang voor ik een hipster had gevonden die voldeed aan al mijn eisen: sommige hipsters gedroegen zich als string (wat echt heel naar is), andere hadden alsnog randjes (wat er niet uit ziet) en een enkeling knelde mijn liezen dusdanig af waardoor ik spontaan een liesbreuk voelde opkomen.
Ik wilde al opzoek gaan naar een cursus bij LOI toen ik ineens de seamless hipster van Mey, in wit en zwart ontdekte. Helemaal perfect. Zacht gladde stof en een soort plakrandje bij pijpjes en middel waardoor het broekje uitstekend blijft zitten en nagenoeg onzichtbaar is onder alle kleding (nee, ik krijg geen geld voor deze blog). Oké, Mey is niet goedkoop, maar dan heb je ook wél wat.
Goed. Tot zover mijn lofzang op de onderbroek. Het ging een tijd goed tot ik vanochtend opeens constateerde dat hij afzakte. Die onderbroek/directoire/dessous. De eerste keer dat ik moest hijsen was ik de deur nog niet eens uit. Daarna aan ’t einde van de straat en vervolgens nogmaals op het schoolplein. Geen gezicht en bepaald onhandig. (Stel je voor: een moeder met een grote donkere zonnebril op, die steeds haar onderbroek ophijst, dat kan natuurlijk niet.)
De vraag is nu: wat moet ik hiermee? Beschouw ik het als een incident en wacht ik af wat de andere onderbroeken gaan doen? Klim ik in de pen en schrijf een brief op poten van mij naar Mey (…en ik heb helemaal niets raars met de onderbroek gedaan, echt niet!) ? Of accepteer ik dat de gemiddelde levensduur van een Mey-onderbroek korter is dan pakweg zes maanden?
Ik ben er nog niet helemaal uit en overweeg mezelf aan te melden bij de één of andere hulpgroep. Maar wie in de tussentijd tips heeft om afzakkende volgelingen tegen te gaan: ik houd me aanbevolen!