En de vraag is?

Ik stond er mee op.

Met die vraag, én met een stram lijf. Geen idee waarom. Gisteravond nog gezellig met vriendin B. bijna twee uur flink doorgewandeld, daarna een lekker wijntje gedronken en heerlijk gaan slapen. Om vervolgens supergammel wakker te worden. Met De Vraag.

Ik had het er gister nog met vriendin E. over (tijdens het winkelen). Dat De Vraag je zo nu en dan flink dwars kan zitten. Dat je dan maar geen fatsoenlijk antwoord kan bedenken. “Wat vind jij?” vroeg ik terwijl ik een leuke rok bekeek. “Lomp en lesbisch,” zei E. “Dat bedoel ik niet,” zuchtte ik. Ik hing de rok terug. “Ik had het over De Vraag.”

E. wist het ook niet. Die had er zelf ook altijd moeite mee. Vooral in het weekend. Dan vroeg ze ‘t aan haar man. Die wist het meestal wel. Maar ik kon niets vragen, Paul was de hele dag weg. En de krant bood ook geen uitkomst. Te moeilijk, niet mijn smaakt etc. Ik kon natuurlijk wel gaan googlen maar ja, je moest wel een aanknopingspunt hebben.

Afijn. Ik ga zo eerst maar eens iets ondernemen. Weet nog niet wat. Misschien ga ik even naar het tuincentrum, of naar de tweedehands kinderkledingwinkel. Wie weet krijg ik daar inspiratie. En anders, tja, dan zit er niets anders op.

Dan moet ik De Vraag aan jullie voorleggen.

Verantwoording

Ik kom binnen met een paar tassen.

“Zo,” zegt Lizzy, terwijl ze haar wenkbrauwen optrekt. “Wat heb je nu weer allemaal gekocht?” Een beetje schuldig kijk ik naar de schoenen- doos die ik net op de grond heb gezet. “Nou,” begin ik. “Zwarte laarzen en een paar gympen. Was uitverkoop.” Dat laatste klinkt nogal zwakjes.

Lizzy loopt naar de doos en werpt er een blik in. “Alweer?” zegt ze. “En voor mij?” Ik peuter aan een knoop van mijn jas. “Niets,” geef ik toe. “Maar mijn laarzen zijn echt erg versleten en ik moest ook al tijden nieuwe gymschoenen.” Lizzy is even stil. En dan zegt ze: “Maar mijn laarzen zijn óók versleten. En jíj had pas nog nieuwe.” Ik heb mijn mond al open maar ik bedenk me nét op tijd. Ik ga hierover niet in discussie. Zeker niet met een zesjarige. Met een blik van ‘hierover is het laatste woord nog niet gezegd’ verlaat Lizzy de kamer.

Zuchtend trek ik mijn jas uit. Het is toch wat! Ben ik potverdorie zó geëmancipeerd dat ik geen verantwoording (meer) afleg aan mijn man, ligt mijn dochter na elke winkelsessie op de loer!

Heb ik weer!

Ik kom vaak in de dierenwinkel.

Niet alleen zit deze (gratis) mini-Zoo bij ons om de hoek, ze hebben er ook allerlei leuks. Vogels (onze Tuffy kwam er vandaan), eekhoorntjes, enorme konijnen, tropische vissen en, last but not least, een grote afdeling reptielen.

Geen idee waar ze ’t vandaan hebben, maar de meiden vinden reptielen geweldig. Wanneer we even gauw iets voor de vogels kopen, willen ze altijd kijken. En zo liep ik daar gisteren weer, tussen de vogelspinnen, slangen en langs de kleine (maar angstaanjagende) babykrokodil.

Achter ons was iemand de boom in het papegaaienhok aan het snoeien. Terwijl wij de bontgekleurde slangen bekeken gooide men tak na tak op de stapel. Boven mijn hoofd kriebelden enorme spinnen door hun hok. Fascinerende beesten, maar niet geschikt als huisdier. De rillingen liepen over mijn rug.

Op het hok van één van de slangen zat een etiket. “Pas op, reageert snel.” Terwijl ik me gespannen afvroeg wat deze onheilspellende boodschap betekende, tikte Lizzy tegen het terrarium. Prompt schoot de slang naar voren om naar het glas te happen. Daarna ging het snel: ik schrok en automatisch deed ik een stap naar achter. Precies op dát moment gooide de dierenverzorger per ongeluk een flinke tak op mijn schouder.

Je hebt geen idee hoe hard ik gilde.

Tita Tovenaar

“Dan doe ik dit, en alles staat stil.”

Lizzy en Annabel zijn gék op Tita Tovenaar. Dat is begonnen met een dvd van de ‘oude’ serie. (Die uit de jaren zeventig met Ton Lensink in de hoofdrol), die ik ooit voor ongeveer nul euro uit de koopjesbak van de V&D heb gevist. (Kon de lokroep van mijn jeugd niet weerstaan.) Die dvd is inmiddels aardig grijsgedraaid.

En nu is er een geheel nieuwe serie Tita Tovenaar. “Da’s vast niets,” dacht ik, xenofobisch als ik ben, toen ik er voor ’t eerst over hoorde. Maar ik had het mis, de nieuwe serie is (ook) erg leuk. Net zo maf, nep en aandoenlijk als de oude. Sinds ik dat weet, neem ik het programma elke dag op. Mogen de kletsen ’s avonds voor het naar bed gaan Tita Tovenaar kijken. Vinden ze super!

En pappa en mamma ook. Want die kijken lekker mee!

En jullie? Wat kijken jullie ‘uit de oude doos’ (met of zonder kinderen?)

Met z’n állen!

Ik moest éven een dagje bijkomen.

Maandag na de vakantie is altijd erger dan een gewone maandag. De kinderen staan nog in de relaxstand, de huishoudhulp komt vroeg en mamma heeft geen tijd voor koffie. En die had ik nou juist zo hard nodig vanochtend. Echt.

Ik zag het al toen ik de straat uitliep. Chaos. Het krioelde overal van de mensen, fietsen, kinderen en auto’s. Na onze eigen straat was nu de omgeving van de school aan de beurt. Beide toegangswegen waren afgesloten en als klap op de vuurpijl was er werk aan de winkel op het grote plein.

Het gevolg; alle mamma’s, pappa’s en kindertjes moesten (inclusief accessoires) via de zij-ingang naar binnen. En die zij-ingang was uitsluitend bereikbaar via een paar aan elkaar geknoopte vlonders op de opengebroken weg. Stel je een lange carnavalsoptocht voor die zich door een smal steegje perst en je hebt een aardig beeld.

En had iedereen nou even nagedacht, dan had de karavaan zich nog wel staande gehouden. Maar nee, deze en gene hadden besloten dat het handig was om 1) bakfietsen 2) uitgeklapte paraplu’s 3) steppen en 4) breedgeschouderde mammafietsen door de flessenhals te persen. Tja, en als je dan ook nog tegenliggers krijgt, dan heb je een probleem.

Ik begrijp zulks niet. Waarom laten mensen hun hulpstukken niet even staan? En dat geldt bij uitstek voor hen die met de auto komen. Werkelijk, is het nou echt nodig om het point of no return zó dicht te naderen dat niemand er meer langs kan? En hoe haal je het in je hoofd om dan nog te gaan tóeteren naar voetgangers die op de wég lopen?!

Nadat ik Lizzy in de klas had afgeleverd liep ik dezelfde weg terug. Vlak voor de afgraving krioelde het nog steeds van de auto’s. Iemand zette snel zijn kind uit de auto en reed achteruit. Op datzelfde moment gaf een ander gas en een derde voertuig gooide zijn portier open. De drie raakten elkaar precies op hete moment dat ik het slot van mijn fiets opende.

Eigen schuld. Niet zo aardig, maar ik dacht het wél.

La Mindy

Over superhelden gesproken.

Vanmiddag gaan Lizzy en ik naar de theatershow van Mega Mindy. En voor wie La Mindy niet kent; ze is een échte superheld! In een roze (!) pakje, en met wapperende krullen, vliegt ze stad en land af om ons te bevrijden van allerhande tuig en gespuis.

Mindy’s alter ego Mieke (‘girl next door’ wanneer geen superheld) is politieagente. Ze is in ‘t geheim verliefd op collega Toby, maar díe heeft het natuurlijk weer de hots voor de stoere Mega Mindy. Balen! Mieke schrijft er vaak over in haar dagboek, wanneer ze mijmert over haar eerste kus.

Girlsstuff
dus, die Mega Mindy. Hartstikke populair onder meisjes van ongeveer nul tot honderd. Iedereen wil tenslotte wel een roze superheld zijn. Niet voor niets vliegen de Mega Mindypakken als warme broodjes over de toonbank. (Let op, tegenwoordig ook in volwassenmaten te verkrijgen!)

En vanmiddag gaan we haar zien. In het echt. In het roze. Met Toby. Ze gaat haar leuke liedjes zingen (“Ik ben Mééééga Mindy, ben een echte superheld”) en waarschijnlijk vangt ze hier of daar wel een boef. Ik heb zelfs begrepen dat z gaat vliegen! Supercooldude.

Maar goed. We zullen het vanmiddag beleven. De kaartjes liggen al weken in de kast en één ding is zeker, hier in huis is een klein meisje érg opgewonden.

En Lizzy heeft ook veel zin! 😉

(On)veilig

Het is zo ver.

Ons huis wordt verkocht. Ik begrijp niet waarom, maar blijkbaar zijn we uit elkaar. Het is verwarrend. Ik weet niet precies wat er gaande is, maar ik weet dat Paul weg is. Is dat mijn schuld? Heeft hij een ander? Ik weet het niet. Ik weet alleen dat hij weg is.

Gek genoeg maak ik me niet al teveel zorgen over de kinderen. Het is alsof ze er niet zijn. Ik maak me vooral zorgen over waar ik ga wonen. Ik raak mijn (ons) veilige huis kwijt, ik moet weg uit deze heerlijke buurt. En waar ik ook heen ga, waarschijnlijk hier ver uit de buurt, ik zal alleen zijn.

Paniek heeft me in zijn greep. Ik wil praten met Paul maar ik kan hem niet vinden. Plotseling ben ik in een ziekenhuis, niet als patient, maar op bezoek bij iemand. Bij wie? Ik heb geen idee, maar blijkbaar moet ik hier blijven slapen. Ik mis mijn kinderen. En Paul. En mijn huis.

Net als ik wil wegrennen, weg uit dit steriele ziekenhuis, schrik ik wakker. Lizzy staat naast mijn bed met een kop cappuccino.

“Dit moest ik van pappa even brengen.”

Jåmmer

Ik zag ze meteen.

In een witte mand, vlak bij de ingang. Ik had net de kinderen in smålland gedumpt en was onderweg naar de afdeling verlichting. En daar zag ik ze weer. Goed verlicht natuurlijk. Naast de skimra-lampenkappen. Dapper liep ik erlangs.

Ter hoogte van het restaurant leek het even mis te gaan. Een heel grote bak vol! Het rode plastik leek me toe te schreeuwen: “Pak mij, pak mij!” Gelukkig leidde mijn buurvrouw me af. We betaalden onze cappuccino en gingen zitten.

Ze bleven me achtervolgen. Doken op bij de Ljuvlig- en Anrik keukenspullen en bij de Stenstorp meubelen. “Ga weg,” siste ik. “Ik mot jullie niet. Ik walg van jullie. Ik krijg pukkels van jullie.” Als ik niet beter wist zou ik denken dat ze me uitlachten.

Uiteindelijk stond ik daar bij de kassa. Ik wiste het zweet van mijn voorhoofd. Ik had het gehaald, ik was er aan voorbij gegaan. Mijn maag knorde, maar ik was gered. Ik kon relaxen. Langzaam begonnen mijn verkrampte spieren zich ontspannen.

En toen zag ik ze. Eén meter voor de kassa, een schap vol. Ik voelde mijn maag knorren, de weerstand verslappen. Dit was teveel op één dag. Trillend strekte ik mijn hand uit.

Weerloos legde ik een zak in mijn karretje.

Van repliek

“Ruim je kamer eens op.”

Het valt niet mee om je kinderen op te voeden. Overal gooien ze zooi neer. “Wie heeft hier die rommel laten liggen?” Ik mopper er wat af op en dag. Het is hier geen hotel. Mamma is je bediende niet. Je hebt toch zelf handjes?!

Speelgoed waarmee gespeeld is, laten ze het liefst liggen. Breek ik mijn nek er weer over. En niets kunnen ze terugvinden. “Als je het nou netjes op zijn plek had teruggelegd, dan was je het nu niet kwijt geweest.” En nee, mamma heeft géén tijd om jou te helpen zoeken.

Je probeert ze te helpen. “Zuinig zijn op je spullen, netjes opbergen.” En dan verwacht je dat ze luisteren. Maar dat doen ze niet. ’t Ene oor in, ’t andere uit. En het allerergste, ze krijgen nog praatjes ook.

“Je mag je auto wel eens opruimen mamma,” zegt Lizzy vanmorgen tegen me. “Want dit is níet zo netjes.”

Tssssk. Brutale vlegel.

Even alleen

Annabel is uit logeren.

En Lizzy vindt het heerlijk. Eindelijk weer eens alleen. Geen zusje dat aan haar spullen zit, geen gemopper en vooral niet delen. Gewoon even lekker de volle aandacht. “Ik vind Annabel heus wel lief hoor,” zegt ze, wanneer ik haar een beetje plaag.

En of ze dan bij ons in bed mocht. Want dat was zo gezellig en nu was Annabel er toch niet. Ach ja, dachten wij, waarom niet. En zo lag ze gisteravond, na een extra lange voorleessessie uit “Geronimo Stilton” lekker te soezen in het grote bed.

Tegen elf uur kropen Paul en ik erbij. De grote kleine klets lag – in het midden – heerlijk te snurken. Ze smakte een paar keer, mummelde wat en sliep vervolgens verder. Een klein wriemelend handje schoof onder mijn schouder. Een verdwaalde krul kriebelde mijn neus.

Toen ik vanochtend wakker werd, keek ik naar het mooie slapende gezichtje naast me. Zo rustig, zo ontspannen. Zo groot en tegelijk zo klein. Ik gaf mijn meisje een kusje op het puntje van haar neus. Ze glimlachte met haar ogen dicht. Mijn grote, kleine Klets.

Ik heb je lief.