Een gesprek

Aan de telefoon.

“En heb je kinderen?”
“Ja. Twee.”
“Van elk soort één?”
“Nee. Twee meiden.”
“O. Dan heb je het niet goed gedaan hè?”

Niet goed gedaan? Niet goed gedaan???! Jij weet helemaal niet wat een heerlijke kinderen ik heb! Hoezo niet goed gedaan? Ik heb het super gedaan. Mijn meiden zijn The Best. Natuurlijk heb ik het wel goed gedaan!

Maar dat zeg ik niet.
Dat zeg ik nooit.

Waterballet

“Paul, kijk eens!”

Over de schutting verschijnt het hoofd van de buurman. “Ik heb iets nieuws!” In zijn hand houdt hij een soort pistooltje, het lijkt vast te zitten aan de tuinslang. “Deze kan vér joh!” Paul, altijd in voor leuke technische snufjes, komt geïnteresseerd aanlopen. Op dat moment verschuift de buurman een hendeltje. Binnen één seconde is Paul doorweekt.

“Hé,” roep ik verontwaardigd. “Je maakt mijn boek nat!” Ook de buurvrouw begint zich ermee te bemoeien. Ze zegt dat haar man niet zo’n lawaai moet maken. Dat hun kind slaapt. Maar dáár trekt Bolderbast zich niets van aan. Met een demonische grijns blijft hij spuiten. Donald vlucht naar de kelder. Gewapend met zijn supersoaker komt hij weer naar buiten.

Bolderbast spiedt over de schutting. Hij ziet Donald niet; die heeft zich achter de klimop verschanst. Donald gluurt door een gaatje in de terreinafscheiding. Voorzichtig schuifelt hij langs de plantjes om plots bovenop een balk te springen. De supersoaker richt hij op Bolderbast; hij schiet. “Help!” hoor ik verschrikt roepen. De harde straal heeft doel getroffen. Snel grijpt de buurman zijn eigen wapen. Ze schieten nu over en weer. Buurvrouw en ik vluchten naar binnen.

Als de munitie op is (lees: de supersoaker is leeg en buurvrouw heeft de kraan dichtgedraaid) komen de heren enigszins op adem. Ze lachen om elkaar en om de drijfnatte tuinen. Net als ze een stap naar voren willen doen om een gezellig praatje te beginnen (biertje?) komt er vanuit de poort opeens een nieuw straal. Hij treft direct doel en de mannen slaken een verontwaardigde kreet.

Even later gaat de poort open en daar komt buurman II binnen. Met een waterkanon. Even ‘geleend’ van zijn zestienjarige zoon. Hij kijkt verwilderd om zich heen. “Ten aanval!” roept hij strijdlustig. Donald vlucht de keuken in en vult zijn wapen. Bolderbast rent naar zijn terras en draait de kraan weer open En dan begint het gevecht opnieuw.

En zo is maar weer eens bewezen dat mannen nóóit, maar dan ook nóóit volwassen worden.

Prettig Park

Zo, dat was het pretpark.

Belachelijk duur, sidderend heet en zwaar overbevolkt. Maar reuze gezellig. Verrassend, want ons láátste pretparkavontuur was een ramp. De kinderen waren toen zó aan het zeuren, drammen en jennen dat ik halverwege de dag prompt mijn spullen heb gepakt. Ik was op het ergste voorbereid. En dus viel het reuze mee.

We hadden afgesproken met vrienden. Dat is altijd leuk. Hoe meer kinderen hoe meer vreugd. Bovendien was Lizzy haar oppasvriendin mee, dus hier en daar konden af en toe wat groepjes gevormd worden zodat de ‘kleintjes’ niet steeds op de ‘groten’ hoefden te wachten en andersom. Konden vriendin N. en ik óók nog even konden bijkletsen.

We hebben het uitgehouden. Elf uur arriveren, vijf uur vertrekken. We maakten een heleboel tochtjes in de draaimolen, gingen te saam in de achtbaan (“nóg een keer, nóg een keer” gilde Annabel telkens), keken over het park heen vanuit het reuzenrad en vermaakten ons op de glijbanen en de trampolines.

Vermoeiend was het wel. En heet. Maar dat had ik al gezegd. Ik was ‘s avonds echt blij dat de kletsen op bed lagen. Ik schonk direct een heerlijk glas rosé in (Portugese Messias, voor wie het interesseert) en zakte weg in een tuinstoel. Zo heb ik zeker een uur zitten nadenken.

Over alles wat ik maandag allemaal NIET zou gaan doen.

Druk druk druk

Ik ben druk.

Druk op een jachtige manier. Op een vermoeiende manier. En mijn probleem met druk zijn is dat ik het altijd pas besef als het woordje ‘te’ om de hoek komt kijken. En dan ga ik vluchten. Doorgaans in nog meer drukte.

Ik heb al een paar avonden achter elkaar afspraken. En natuurlijk wil ik leuke dingen doen met de kinderen. Ik hol uit mijn werk van de kinderboerderij naar een ecologisch verantwoorde pluktuin. En dan nog even snel naar de winkel want als er ’s avonds visite komt moet er wel iets lekkers zijn. Ondertussen pomp ik het tuinbadje op.

En nu ben ik net terug van een dagje met een oude vriendin. Afgesproken bij mijn ouders, vroeg vertrokken en laat weer terug. Gezellig, maar druk. Socializen, ondertussen bedenken hoe ik alles morgen ga plannen, want dan hebben we een pretparkdate.

Een opeens, als de visite weg is, lig ik bij mijn ouders op de bank te slapen. “Nog vijf vakantieweken te gaan,” zegt mijn vader. Mijn moeder zet een kopje koffie voor me neer.

Vanaf nu doe ik het rustiger aan. Help me herinneren.

Een bijzondere botsing

Het is tegen half negen als de telefoon gaat.

“Met vriendin C.” “Hé C.!” “Hé! Moet je nóu eens raden!” “Wat?” “Ik heb een aanrijding gehad.” “O, balen! Veel schade?” “Ja. Auto moest worden weggesleept. Maar weet je wat het bijzondere is?” “Nou?” “Ik heb F. aangereden!” “F.? Zoals in vriendín F.?” “Ja, die! Ik had het eerst niet door, ze stoof zomaar de weg op. Ze was een proefrit aan het maken en probeerde de rem uit. Nou, die deed het wel. Ze stond meteen stil. En ik knalde er bovenop!” “Nee!” “Ja! Mijn hele voorkant zat in elkaar. Ik snap nu waar het woord ‘kreukelzone‘ vandaan komt!” “En toen?” “Toen stapten we beiden boos uit. En op dat moment zagen we het!” “’Hé F!’ riep ik. En zij riep: ‘Hé C.!” “Dat is bizar!” “Ja, maar ook wel grappig. Toen hebben we samen het schadeformulier ingevuld.” “Gezellig.” “Dat nou ook weer niet, we hadden natuurlijk flinke schade. Maar F. zei wel dat jij hier vast en zeker wel een stukkie over zou schrijven.” “Zo, zei F. dat?” “Ja. En ik dacht het ook, ’t is een mooi verhaal toch?” “Tsssk. C. toch! Jullie knallen op elkaar en dan zou ík er meteen een stukje over schrijven?” “Ja!” “Welnee!” “Welja!” “Nou ja, misschien.” “Zie je wel!” “Ik zei ‘misschien’.” “‘Misschien’ betekent bij jou altijd ‘ja’.” “Hm. Jullie kennen me te goed.”

Alternatieve sportles

Stond ik daar gisteravond.

Met mijn zwemtasje bij de kassa. “Mevrouw, we draaien zomerrooster, uw les is een uur geleden al begonnen.” O ja.

Afijn, naar huis gaan, daar had ik geen zin in. Ik besloot op goed geluk bij vriendin C. langs te gaan. We moesten nodig bijkletsen en daar had ik nou nét zin in. Ik stapte weer in de auto en reed naar haar huis. Vriend R. deed open. C. was er nog niet.

Terwijl vriend R. thee zette, bekeek ik hun nieuwste aanwinst. Het leek een soort toetsenbord maar dan zonder toetsen. “Wat is dat?” vroeg ik. “Het Balance Board van de Wii fit.” “Het wát?” “Een Balance Board. Daarmee kan je interactief sporten. Hier, ga er maar eens op staan.” R. zette de televisie aan.

Er verscheen een poppetje in beeld. “Dan ben jij,” zei R. “Je moet hoelahoepen.” Ik bewoog mijn heupen. Het meisje in het scherm begon te heupwiegen. Kleurige hoepels draaiden om haar heupen. “Poe,” zuchtte ik. “Dat is nog flink vermoeiend.”

Na het hoelahoepen ging ik skiën. Dat viel nog niet mee, ik sleepte over alle vlaggen en raakte voortdurend uit de route. Na een paar keer oefenen ging het beter. Maar écht goed, nee. Yoga ging me beter af. Op één been stond ik op het Balance Board. Ik hoorde R. gniffelen toen ik uiteindelijk omviel.

Toen vriendin C. eindelijk thuiskwam stond ik weer te hoelahoepen. “Zeg,” riep ze. “Wat is hier aan de hand? Wat sta jij hier midden in de kamer te heupwiegen? Voor de neus van mijn man?” “Zwemmen ging niet door,” grinnikte ik.

“En nu krijg ik van R. Wii Balance Board-les.”


Add. Op de Wii ben ik een stuk slanker!

Vakantie

De officiële eerste vakantiedag.

’t Weekend had ik al een paar keer het ‘V’-woord* gehoord. De grabbelton was leuk op zaterdag maar op zondag was hij leeg en een tweede was natuurlijk niet meer interessant. “Wanneer komt vriendin L. terug,” vroeg Lizzy. Het kind was die ochtend vertrokken.

Vannacht droomde ik dat ik het vliegtuig moest halen. Ik had opeens op mijn ticket gezien dat ik over een uur op Schiphol moest zijn. Ik had nog géén lijstjes gemaakt en moest alles nog inpakken. Ik kon nergens iets vinden en Paul was niet thuis. Ik probeerde te bellen maar mijn telefoon had geen bereik. Op de achtergrond hoorde ik huilende kinderen.

Nukkig en moe stond ik op. In de badkamer probeerde Lizzy steeds op mijn billen te slaan. “Hou daar eens mee op,” zei ik geïrriteerd. “Maar jij hebt van die leuke dikke zwabberbillen,” riep Lizzy. En bedankt. Nu voel ik me een stuk beter. En met die leuke dikke zwabberbillen moest ik vanochtend nog naar het zwembad ook. Geweldig.

Ik wierp een blik uit het raam. Regen. Regen. En nog meer Regen. “Volgens de krant wordt het vandaag zestien graden,” zei Lizzy verontwaardigd. “Dat is ook niet warm!” “Nee,” zuchtte ik. “Dat is niet warm.” Ik liep naar de keuken om koffie te zetten.

“Lekker, vakantie?” vroeg de hulp toen ze om negen uur binnenkwam. “Nou,” zei ik. “Volgens mij moet ik nog éven in de stemming komen.”

* Verveel