Zo’n balletje kan raar rollen

December 2001.

Een column uit mijn begintijd bij Viva. De kern van het verhaal: Paul lijkt op voetballer Philip Cocu en ik word nog wel eens met Máxima vergeleken.

Mei 2006.

Een stukje voor Vrouwonline. De kern van het verhaal: ik word niet (vaak) meer met Máxima vergeleken, Paul nog wel steeds met Cocu. In tegenstelling tot het WK 2002, is Nederland nu wél van de partij.

Waarom dit stukje?

De kern van het verhaal: Paul lijkt nog steeds op Cocu. Dat hebben ze bij SBS6 inmiddels ook door. Samen met een dertigtal andere Nederlands elftal look-a-likes, maakt hij dit weekend een rondvaart door Amsterdam. Tijdens die boottocht vindt een screentest plaats. Daarna komen de opnames voor televisie. Wie scoort mag blijven.

Ik slikte. “We vonden het béiden een leuke grap. Toch?”

Ja. Dat vonden we. Een leuke grap. Maar dat telefoontje maakte het opeens wel heel serieus. “Straks kom je op TV,” giechel ik. Paul keek een beetje moeilijk. Hij dacht na over de consequenties van deze grap.

Want en un momento dado kan je niet meer terug.

Meer over het WK? Bekijk de WK special op http://www.vrouwonline.nl/_WKspecial/

Een Vrolijke date

“Keer om alstublieft.”

“Keer om? Hoezo? Dan kom ik niet bij de snelweg.”
“Misschien weet ze een kortere weg?”
“Echt niet, wiens stad is dit? Van mij of van die doos?”

(…)

We zijn onderweg naar een eetdate in Amsterdam. Een routeplanner moet de gebruikelijke Aaaargh-10-stress dit keer voorkomen. Nadat ik bijna de bocht uitvlieg omdat ik ondertussen aan het apparaat zit te prutsen, krijg ik een knopjesverbod van vriendin N. Gelukkig geeft het display al snel de juiste bestemming aan. We rijden inmiddels op de Aaaargh1.

“Indien mogelijk, keer om.”

“Nog steeds? Heb je per ongeluk de verkeerde bestemming ingevoerd, N.? Dat ze ons nu naar huis wil hebben of zo?”
“Nee. Misschien denkt ze dat we over de Aaaargh27 moeten?”
“Zo dom zal ze toch niet zijn? Alhoewel, het is wel een vrouw. Ik geloof dat ik toch meer vertrouwen in de aanwijzingen zou hebben, als ik een mannenstem zou horen.”

Tot aan de ring blijft ze ons bij elke afrit de snelweg afpushen. Pas als we daadwerkelijk de ring verlaten (“Nou, laten we maar eens doen wat ze zegt dan.”) pikt ze ons weer op. We volgen de aanwijzigen en rijden zonder problemen naar de – bijzonder krappe – parkeergarage. (Vriendin N.: “Kunnen ze er niet een speciale inparkeermodule voor vrouwen bijleveren?”)

Tijdens het Vrolijke etentje verwonderen vriendin N. en ik ons nog steeds over het rare routesysteem. “Een vrouw met een Limburgs accent, die ons door Amsterdam loodst,” denkt N. hardop, “dat slaat natuurlijk ook nergens op. Ze zouden op zijn minst het accent aan de plaats kunnen aanpassen.“Keik ûit! in Den Haag”, roept iemand. “Goat hier bij Uttereg regsáááf” klinkt het twee stoelen verder.

(…)

“Keer om alstublieft.”

Het is inmiddels tegen tweeen en we zijn op de terugweg. Weer worden we de hele Aaargh10 en Aaargh1 lastiggevallen met dwingende verzoeken om om te keren en/of af te slaan. “Het lijkt wel of ze een hekel heeft aan de snelweg.” roept N. “Rijden we soms achteruit zonder dat we het weten?” opper ik.

“Dat routeding deed heel raar op de snelweg,” zeg ik, als ik tegen drieën mijn bed inrol. “O ja,” mompelt Paul slaperig, “ik heb in de spits gereden. Hij staat op snelweg vermijden.”

Zomaar een vrouw

Vandaag liep er een vrouw in de stad.

Ze duwde een buggy met daarin een dreumes. Naast de vrouw liep een peutertje in een stoer spijkerjurkje. Het meisje droeg een gekke maillot en een klein roze tasje. Bij gebrek aan een hand, hield ze de jas van de vrouw stevig vast.

Plots begon het te regenen. De dreumes keek verwonderd, maar hield zich stil. Het peutertje echter, werd boos en de vrouw probeerde haar te lijmen door een parapluutje voor haar te kopen. Een roze parapluutje met gele bloemetjes. Ze kocht er ook meteen een voor zichzelf. Ze had die van haar in de auto laten liggen.

Ze staken net een winderig plein over toen de regen overging in een wolkbreuk. Hagel. Daarbij begon het plotseling hard te waaien. Het peutertje waaide bijna weg. Binnen drie seconden waren de beide paraplu’s stuk gewaaid. Het peutertje schreeuwde omdat haar paraplu kapot was.

‘Rennen,’ riep de vrouw tegen het peutertje. De dreumes begon nu ook te huilen. De vrouw sleepte de kromgebogen paraplu’s zo goed en zo kwaad als het ging met zich mee. Ze werkten haar vlucht tegen en ze zag er belachelijk uit. Waarom deed ze dat? Omdat ze had geleerd dat het niet netjes was om dingen te laten slingeren. En omdat ze dat het peutertje ook wilde leren.

De vrouw en haar inmiddels drijfnatte kinderen snelden het gemeentehuis in. Bij de receptie kondigde ze aan dat ze haar jongste in haar paspoort wilde laten bijschrijven. “Op naar betere oorden,” grapte ze nog tegen het meisje achter de balie. Ze overhandigde haar paspoort en de benodigde foto’s. Ze glimlachte bemoedigend naar haar natte kindertjes.

“Heeft u ook een ondertekende machtiging van uw partner meegenomen?” vroeg de receptioniste.

De lach van de vrouw verdween.

Tutti Frutti II

En daar hebben we weer een nieuwe lichting.

Met dank aan jullie reacties én mijn vaste Frutti-spotters; broer G. collega M. en vriendinnen C. N. en I.

– Hij had het zweet op zijn voorlip staan.

– Wie zijn neus brandt moet op de blaren zitten.

– Zo snel heb ik ‘t nog nooit onder de duim gehad.

– Daar heb ik een zwaar hoofd in.

– Samen door één bocht kunnen.

– Het staat op mijn hersenvlies gebrand.

– Dat kind zegt zomaar iets in het Wilde Westen.

– Eigen schuld is goud waard.

– Als ‘t uit de kluiten gaat lopen.

– Een kale kikker kan je niet plukken.

– Ik wil mezelf heus geen vinger in mijn kont steken.

– Ik neem alles mee wat los en vast loopt.

– Voor je ‘t weet loop je elkaar in de wielen.

– Hij nam het heft in eigen hand.

– Dan is voor mij de boot af.

– Dat klinkt misschien gek in jouw ogen.

– Ik ben telkens degene die het paard moet trekken.

– Dan ben je mooi door ‘t ijs gevallen.

– Ik heb de blaren op mijn neus staan.

– Die hulpverleners zijn de plank behoorlijk misgelopen.

Heb jij onlangs nog een fijne verspreking gehoord? Post hem dan hier; misschien lees je hem de volgende keer terug!

De hel dat zijn de collegae

Als ik héél rustig aan doe, gaat het nét.

In mijn ijver om de avond te plannen, had ik één ding over het hoofd gezien. Moest vandaag natuurlijk wél weer gewoon werken. En dat viel niet mee vanochtend. Wat had ik graag nog even van de gastvrijheid van mijn bed genoten.

Maar nee. ’s Avonds een stoere meid, ’s ochtends een stoere meid. En dus zit ik nu aan een ‘medical café’ (melk en twee aspirientjes) te luisteren naar mijn lollige collegae die elkaar waarschuwen voor ontploffingsgevaar. (“Pas op, wandelende knoflookbom. En: “Zo te zien was het gezellig, zo te ruiken ook.”)

Ik kruip achter mijn computer. Mopper op mezelf dat ik tegenwoordig ook níets meer kan hebben. Een paar wijntjes en ik lig plat. Zíchtbaar plat, want camoufleren met een beetje make-up werkt ook al niet meer. “Ach, je bent ook geen twintig meer,” grapt een – uitgeslapen – collega, “vanaf je dertigste gaat het snel bergafwaarts.”

Ik grom en duik dieper weg achter mijn computer. Lul. Maar die lul heeft natuurlijk wél gelijk.

Ik word oud.

Avondje uit

Wanneer je kinderen hebt, valt het niet mee om een avondje uit te realiseren.

Zeker niet wanneer je wilt afspreken met vrienden die bijna non-stop in hun restaurant werken. Dan leef je in volstrekt verschillende tijdzones. Hun dag loopt af als die van ons alweer bijna begint.

Plannen dus. Heel Erg Plannen. Ruim van te voren de afspraak maken, Paul een vrije middag regelen, zij voor een vrije avond zorgen, oppas regelen en tijd maken om heen een weer te rijden (ik).

Een strak schema. Sommige mensen houden daar niet van. Agenda’s zijn vervelend en horloges zijn stom. Zeggen ze. Wie alles van te voren vastlegt is saai. Zo is er niets spontaans meer aan.

Ze hebben natuurlijk wel een beetje gelijk. Een béétje gelijk. Spontaan is leuk. De spontane boswandeling gister met vriendin C. en de kindjes was inderdaad erg leuk. Het sponane ijsje daarna smaakte overwachts lekker. Maar als ik nooit iets zou plannen, had ik nu dat gezellige avondje van vanavond niet in het vooruitzicht.

Gewoon af en toe plannen dus. En soms iets spontaans. Komt voor iedereen ’t beste uit. Wij een leuk avondje uit, de meisjes fijn bij oma. Lizzy had het er al dagen over. Die houdt wel van een beetje plannen. Maar dat ze ook heel goed spontaan kan zijn, bleek bij het afscheid:

“Dáág! Ik stuur je nog wel een mailtje mamma!”

Dagje uit

Paul zou een vriend helpen in de tuin.

Daar had hij een goede dag voor uitgekozen want het ging niet door. Teveel regen. En zo zaten we opeens met een geheel afspraakloze zaterdag. Na alle bruiloften, afterparty’s en etentjes van de afgelopen tijd was dat wel even schrikken.

Onze eerste reactie was: uitrusten. Lekker rustig koffie met een krantje, beetje rommelen, rustig aan. Maar om twee uur stuiterden de kinderen door het huis en was niemand nog relaxed. “Volgens mij moeten we toch iets gaan ondernemen,” zei Paul, nadat Lizzy voor de vijfde keer vol in zijn maag was gedoken.

Het werd het tuincentrum. “Gooien we de kinderen in de ballenbak,” zei ik, “is iedereen blij.” Paul knikte en pakte zijn jas. “Kom op allemaal,” riep ik. En terwijl ik Annabel in de maxicosy vastgespte, hoorde ik Lizzy aan Paul vragen of hij vooral heel hóóg in de ballenbak wilde gooien.

Een paar uur later zaten we aan de koffie. In het tuincentrum. Lizzy had plantjes uitgezocht (“Die! Die heeft Kitty op de dvd ook!”), mamma had leuke blingbling gescoord en pappa had een nieuw – noodzakelijk – gereedschapje gevonden. Annabel had kennis gemaakt met de ballenbak (en met de voeten van vreemde kindjes). Een patatje maakte het feest compleet.

’s Avonds keek ik vrolijk naar mijn nieuwe glimvaasjes. En naar Lizzy’s bloeiende plant. “Dat was écht een leuke dag!” zei ik, tegen niemand in het bijzonder. “Ik ben er gewoon helemaal blij van, stom he?” Paul keek lachend naar mij en mijn vaasjes. “Ach,” zei hij, “zolang we nog blij worden van een tuincentrum, komt het bést goed met ons gezin.”