40: Nattigheid 2

Dus ik superblij met mijn nieuwe badpak naar het zwembad. Wel weer op een onmenselijk vroeg uur natuurlijk en dan ook nog in het weekend, maar à la. En het was inderdaad heerlijk. Op wat lullige spelletjes na dan, maar goed, ik begrijp dat je iets moet doen om de sfeer er een beetje in te houden. Als je iedereen maar individueel laat ronddobberen kun je net zo goed alleen gaan zwemmen.

Dus na een rondje voorstellen (naam en uitgerekende datum) stond ik lekker tot mijn schouders in het warme water een bal over te gooien naar een collega dikke buik (naam en uitgerekende datum vergeten) en moesten we door het water wadend een soort estafette doen met van die gekleurde schuimrubberen buizen. Daarna moesten we nog een paar baantjes drijven op matjes en toen mochten we nog een kwartiertje ‘vrij zwemmen’. Dat vond ik eerlijk gezegd nog het allerleukste.

Maar, toen ik lekker rozig (misschien straks een ochtenddutje doen?) in het kleedhokje mijn natte badpak had afgestroopt, me flink met deodorant had besproeid (ja, van zwanger zijn ga je verschrikkelijk zweten!) de zoogcompressen weer in mijn beha had gepropt (melk in overvloed!) en aan het plakstripje van een inlegkruisje aan het peuteren was (ja, ook daar voel ik constant nattigheid sinds ik zwanger ben!), bekroop me ineens een misselijkmakende gedachte.

Dus al die nattigheid van al die zwangere vrouwen zweeft nu door dat lauwwarme water?

Oké, mij zie je dus never nooit meer terug in dat zwembad!

—Wordt vervolgd—

37: Yummiemummie

“Je bent al echt aan het waggelen,” zegt mijn zus, complimenteus als altijd. “En je helt een beetje achterover. Daar moet je mee oppassen hoor, straks krijg je nog rug- en bekkenproblemen.”

“Ja, ja,” mompel ik afwezig. We staan in een geweldige hippe babyboetiek en ik houd een piepklein petticoatachtig rokje omhoog. “O, kijk wat schattig.”

“Ja, maar niet echt functioneel. Je kunt je geld beter investeren in een paar zachte badstof boxpakjes, daar heb je veel meer aan,” zegt mijn zus, praktisch als altijd.

“Ja, ja,” mompel ik, graaiend in een bak met haarbandjes. Ik vis er een brede band met een kokette strik uit. “Kijk, past precies bij dat rokje. “
“Ja, leuk zo’n kale baby met een haarband,” zegt mijn zus, cynisch als altijd.

Ik moet lachen als ik het voor me zie. “Tja, dan zien ze in ieder geval dat het een meisje is.”

Om mijn zus een plezier te doen, zoek ik nog een T-shirtje uit van zachte katoen en een badstoffen broekje met ruches aan de pijpjes. Als ik aan de kassa voor rokje, T-shirtje, broekje en haarbandje bijna 70 euri moet afrekenen, moet ik wel even slikken. Die baby gaat een flinke aanslag op mijn portemonnee betekenen, zoveel is al zeker.

Even later zitten we in een grand café en neem ik gretig een grote hap van een overheerlijk reuzensaucijzenbroodje die ik wegspoel met een flinke slok warme chocolademelk.

“Jeetje, jij eet echt ongezond. Je moet juist veel groente en fruit eten als je zwanger bent. En volkoren producten en yoghurt en kwark,” zegt mijn zus belerend als altijd.

“Daar ga ik van over mijn nek.”
“Nou ja, je moet in ieder geval echt minder vet eten. Die extra kilo’s moeten er wel weer af hoor. Anders zie je er straks uit als zo’n moeke en dat wil je echt niet.” zegt mijn zus, eerlijk als altijd.

Nee, dat wil ik inderdaad niet. Ik wil er uitzien als een jonge hippe yummiemummie, gesteld dat ik de bevalling overleef tenminste, iets waar ik  nog niet zo zeker van ben.

 “Waarom ga je niet een cursus doen? Zwangerschapsyoga, of zo. Dan beweeg je tenminste nog een beetje, je ontmoet lotgenoten, en je hebt er ook nog iets aan tijdens je bevalling,” zegt mijn zus, adviserend als altijd.

Oké, daar heeft ze wel een punt. Ik heb nog niets ondernomen in die richting en misschien wordt dat inderdaad eens tijd…

Wordt vervolgd…

34: Genieten? Not! (2)

‘Hai Max, met Josien, je nicht.’

‘Hé Josien. Dat is lang geleden.’

‘Ja, je moeder vroeg me of ik contact met je wilde opnemen. Ik ben namelijk ook zwanger!’

‘Goh, wat leuk. Gefeliciteerd.’

‘Ja, heerlijk, hè. Ik geniet er zo van. Zeker nu het echt zichtbaar is. Jij bent toch ook nu in het tweede trimester?’

Ik moet even nadenken want ik vind die tijdsaanduidingen tijdens een zwangerschap nogal verwarrend. Dan weer moet je in weken rekenen, dan weer in maanden en nu weer in trimesters. ‘Eh, ja. Ik ben nu 27 weken.’

‘Wauw, wat super! Ik ook! Zijn we lekker saampjes zwanger! Gezellig, zeg.’

Gezellig? Eh… Stiekem ben ik blij dat Josien in het zuiden des lands is blijven wonen. Naast onze zwangerschap hebben we echt totaal niets gemeen en zien we elkaar alleen op de verplichte familienummers. Maar ja, nu zijn we gezellig samen zwanger.

Eerlijk gezegd voel ik me nu niet extra met haar verbonden ofzo, maar zij blijkbaar wel, want ze kakelt maar door over hoe geweldig het is dat we dit samen meemaken. En dat onze kids nu samen kunnen opgroeien. En dat we elkaar maar veel op de hoogte moeten houden.

Braafjes zeg ik op alles ja, maar no way dat ik met Josien gezellig samen zwanger ga zijn.
Ze besluit het gesprek met me op het hart te drukken toch vooral te genieten van mijn zwangerschap.

Ik word intussen helemaal iebelig van het woord ‘genieten’. Bijna iedereen van wie ik tegenwoordig afscheid neem, zegt niet alleen ‘tot ziens’ of ‘doei’ of ‘dag’ of ‘houdoe’ voor mijn part, maar voegt daar ook nog het standaardzinnetje ‘en geniet van je zwangerschap, hè’ aan toe. Of ik nu afscheid neem bij de verloskundige, bij de bakker of bij de Appie. Altijd maar weer dat ene standaard zinnetje. Goed bedoeld waarschijnlijk, maar razend irritant.

Echt, met de beste wil van de wereld kan ik de term ‘genieten’ niet koppelen aan zwanger zijn. Voor mij hebben die twee echt nul komma nul met elkaar te maken. Ik zie het verband gewoon niet. Je mag niets, je kunt niets, je voelt je een logge koe en op de koop toe wordt je lichaam nooit meer wat het was. Je leven trouwens ook niet, maar dat kan ook nog positief uitvallen natuurlijk. Hoop ik…
Maar van zwanger zijn genieten? Not!

—Wordt vervolgd—

30: Getsiederrie

“Eh, Max…” Het is zaterdagochtend en ik wil net mijn tanden zetten in een overheerlijk vers gebakken ham/kaascroissantje dat mijn lieve Mick net in alle vroegte voor me bij de bakker heeft gehaald. Hee, ik ben zwanger en ik heb honger en ik heb nu even weer de beschikking over een slaafje, eh, man.

Mick kijkt me vol afschuw aan.  Wacht eens even, hij kijkt niet naar mij. Hij kijkt naar mijn borsten. Ik kijk naar beneden en slaak een gil. Ter hoogte van mijn tepels tekenen zich twee grote natte plekken af op mijn slaap T-shirt.

“Getsiederrie, wat is dit nu weer.” 

Ik til ongegeneerd mijn T-shirt op en bestudeer mijn tepels. Die zijn bedekt met minuscule druppeltjes melkwit vocht. Melkwit vocht? What the f…?! “Mick, dit is melk. Er komt melk uit mijn tieten!”

Mick verbleekt. “ Is dat niet een beetje vroeg? Dat moet toch pas als het geboren is? Weet je zeker dat het melk is?” 

“Weet ik veel! Het is wit en het lijkt op melk. Het zal dus wel geen rode wijn zijn, hè.” Het komt er een beetje bits uit, maar hee, ik ben zwanger en ik lek en ik heb de beschikking over iemand om chagrijnig tegen te doen.

“Ik ga de verloskundige bellen. Dit is echt niet normaal!” 

Daadkrachtig beent Mick naar de slaapkamer (het telefoonnummer ligt op het nachtkastje) om vijf minuten later met een opgeluchte blik op zijn gezicht weer terug te komen.

“Loos alarm. Volkomen normaal. Bij de ene vrouw wat meer dan bij de andere. Soms helemaal niet. Soms heel veel. Het kan allemaal. Je moet van die dingen kopen, eh, wat zei ze nou? Een soort inlegkruisjes voor in je beha, bij de apotheek, maar ook gewoon bij de Hema of het Kruidvat of de Etos en soms zelfs in de supermarkt. Als het een grote supermarkt is tenminste.” 

Ik slaak een zucht van verlichting. “Goed, als jij dat dan even regelt, dan ga ik even een ander T-shirt aantrekken en dan stop ik zolang wel echte inlegkruisjes in mijn beha.” 

“Je bedoelt…”

“Ja, wil je mij soms met die lekkende borsten de straat opsturen?”

“Nee, maar ik ga toch niet…” 

“ En waarom niet? Schaam je je soms dat je een zwangere vriendin hebt, of zo.” 

“Nee, maar…” 

“ Nou, ga nou maar, want ik moet die dingen echt hebben. Nu.”

“Jeetje, Max, overdrijf je nu niet een beetje…”

Dan begin ik opeens met gierende uithalen te huilen.

Mick kijkt me verschrikt aan. “ Schat, ga zitten. Eet je croissantje. Ik ben zo terug met die dingen. Verdorie, hoe heten ze nou?” 

“Zoohoogcomprehessen,” zeg ik snikkend. “Staan op het kraamlijstje.” 

“Zoogcompressen!”  zegt hij voldaan glunderend alsof hij net het woord in 2 voor 12 heeft geraden.

“Ik ben zo terug, schat. Met een tas vol zoogcompressen!” 

Mijn held!

—Wordt vervolgd— 

29: Babybult

Ik werd vandaag wakker en guess what??? Ik ben niet meer misselijk!!! JOEPIE!! Ik voel me goed. Sterker nog: ik kan de hele wereld aan. Niet meer dat weeë gevoel in mijn maag. De mist mijn hoofd is opgetrokken. HOERA! Toen ik uit bed stapte, was ik een keertje niet draaierig en het beschuitje dat Mick voor hij naar zijn werk vertrok, op het nachtkastje had achtergelaten, liet ik onaangeroerd staan.  

Voor de spiegel trok ik mijn nachtpon omhoog en keek naar mijn buik. Yep, die begon aardig te groeien. Ook eindelijk, want hij ging bepaald niet gelijk op met mijn overige aanzwellende lichaamsdelen, zoals daar zijn mijn borsten, billen, bovenbenen, armen en wangen. Ja, van zwanger zijn krijg je dus ook dikke armen, een dikke kont en hamsterwangen! Raar hoor, want ik dacht dat het allemaal om die buik draaide. Het kind zit toch niet in mijn armen of in mijn kont? Nou ja, het schijnt er allemaal bij te horen. 

Maar, die buik dus. Omdat die een beetje achterbleef qua groei (wat trouwens niets met de baby te maken heeft, want die is gewoon normaal volgens verloskundige en echomevrouw) merkte ik dat mensen die me lang niet gezien hadden me een beetje vreemd aankeken. Zo van: jeetje, die is dik geworden of zou ze zwanger zijn? Maar het dus niet durven vragen, hè.

En een groot voordeel van een achterblijvende bolle buik: men gaat er niet aan voelen. Dat lijkt me namelijk huiveringwekkend. Dat iedereen opeens ongevraagd aan je buik gaat voelen… Volgens ervaringsdeskundigen (vrouwen die kinderen op de wereld hebben gezet) gebeurt dat dus regelmatig. Zelfs zomaar door vreemden op straat of in de supermarkt. Ieuw!

Toen ik voor de spiegel naar mijn nog redelijk bescheiden maar nu toch aanwezige babybult keek, schrok ik opeens van een raar gevoel. Hee! Het zal toch niet waar zijn…

Nee, dat kan niet…

Wauw, wat een heerlijk gevoel.

Dat vage rommelen.

Dat gezellige knorren…

Ik heb HONGERRRRR!


—Wordt vervolgd —

Het is boekenweek!

(1)

De oud-jonge benen trilden en trappelden. Klauwen van handen sloegen, wrongen en zwaaiden door de lucht; plotseling gingen ze omlaag en het wezen dat zijn zoon was geweest, begon aan zijn eigen gezicht te klauwen. ‘Langer dan je denkt, pap!’ brabbelde het. ‘Langer dan je denkt! Adem ingehouden toen ze me gas gaven. Wilde het zien! Heb het gezien! Gezien! Langer dan je denkt!’

(2)

De plotselinge emotionele afstandelijkheid van David zou waarschijnlijk zelfs onder de beste omstandigheden een ramp voor me zijn geweest, aangezien ik zo’n beetje de meest aanhankelijke levensvorm op deze planeet ben (een soort kruising van een golden retriever en een zeepok), maar dit waren mijn allerergste omstandigheden. Ik was radeloos en afhankelijk, en had meer zorg nodig dan een te vroeg geboren drieling.

(3)

Natuurlijk ziet ze hem meteen. Ondanks de drukte trekt hij haar aandacht vanaf het moment dat hij binnenkomt. En druk is het vanavond in Altlantis. Het is een grote kroeg met drie zalen waar je naar livemuziek kunt luisteren en thema-avonden kunt bezoeken. Ook door de week, zoals op deze dinsdagavond. Birgit komt hier graag, al ligt de gemiddelde leeftijd wat lager dan haar zesentwintig jaar.

Welk boek las ik recentelijk (1), welk boek lees ik nu (2) en welk boek ga ik dra lezen (3)? Gok maar raak voor een knaak.

– Vervolg –

(4)

“How could she have know what a terrible mistake she was making? Had she pulled on the wrong thing? Had she gripped too tight? He gave out a wail, a complicated series of agonised, rising vowels, the sort of sound she had heard once in a comedy film when a waiter weaving this way and that, appeared to be about to drop a towering pile of soup plates.
In horror she let go, as Edward, rising up with a bewildered look, his muscular back arching in spasms, emptied himself over her in gouts, in vigorous but diminishing quantities, filling her navel, coating her belly, thighs, and even a ortion of her chin and kneecap in tepid, viscous fluid. (…) But now she was incapable of repressing her primal disgust, her visceral horror at being doused in fluid, in slime form another body. In seconds it had turned icy on her skin in the sea breeze, and yet, just as she know it would, it seemed to scald her. Nothing in her nature could have held back her instant cry of revulsion. The feel of it crawling across her skin in thick rivulets, its alien milkiness, its intimate starchy odour, which dragged with it the stench of a shameful secret locked in musty confinement.”

(5)

“‘Geronimo, je hebt een pukkel op je snuit!’ Snel zocht ik een spiegel om te controleren of ik inderdaad een pukkel op mijn snuit had (helaas, ja). ‘Bah! Gi-ga-geitenkaas, waarom juist vandaag?’ Op de een of andere manier overleefde ik die VERSCHRIKKELIJKE dag (vraag me alleen niet hoe!). Toen ik tegen de avond naar huis wilde gaan, kwam ik erachter dat het metropersoneel staakte! Ik piepte: “Waarom uitgerekend vandaag?’”

(6)

“Ziet u, Daniel, om mijn leeftijd zie je de zaken óf met helderheid óf je hebt een groot probleem. Dit leven is het waard om geleefd te worden om drie of vier dingen. De rest is mest voor het veld. Ik heb er al een hoop op los geleefd en ik weet nu dat hete enige wat ik wel, is Bernarda gelukkig maken en op een goede dag in haar armen sterven.”

(7)

“Woensdagavond gaat ze weer proberen met hem in contact te komen en ze wil dat ik meega. Ze zegt dat ik een aura om me heen heb. De hond stikte zowat in een kippenbotje. We hebben hem ondersteboven gehouden en hard op zijn rug geklopt en toen kwam het botje eruit. Ik heb de hond maar bij oma gelaten om een beetje bij te komen van de schrik. Heb ‘Septuagesima’ opgezocht in mijn zakwoordenboekje. Het stond er niet op. Morgen zal ik in het schoolwoordenboek kijken. Een hele tijd wakker gelegen en nagedacht over God, het leven, de dood en Pandora.”

Uit welk komt mijn favoriete citaat (4), wat is het lievelingsboek van Lizzy (5), wat vind ik het mooiste boek van de afgelopen tijd (6) en welk boek behoort tot mijn favoriete ‘klassiekers’ (7).

Heb jij zelf een favoriet fragment, post het dan hieronder en laat ons meeraden. Harsikke cultuur verantwoord, dus werkgever moet niet zeuren

Vanavond doe ik er nog wat stukjes bij. Is meteen voor twee dagen ‘leesvoer’.

Kutdag

Reumatechnisch was het echt een kutdag.

Hoewel ik juist dacht dat de aanval op z’n retour was, zwollen in de loop van de dag mijn polsen weer op. Mijn enkel ging meedoen en later ook mijn knie. Zodat ik uiteindelijk precies niets meer kon.

En dat was niet handig. Want juist gisteren had ik het druk. Zwemmen met Annabel, Liz naar sportdag, boodschappen doen. Uiteraard viel Annabel halverwege de dag in de auto in slaap, waardoor ik op het sportveld een uur met een slapend kind rondliep. Een flinke aanslag op mijn lijf.

’s Avonds zat ik er flink doorheen. Maar omdat ik het vertikte om mijn aandoening te laten zegevieren ging ik toch naar het zwembad. Dan maar niet met de armoefeningen meedoen. Die pasjes onderwater moesten wel lukken. Beetje smokkelen en ik redde het wel. Ik moest er gewoon even uit.

Maar toen een van de meisjes vroeg ‘wat er was’ barstte ik spontaan in tranen uit. Potverdorie, dat was nou weer net niet de bedoeling. Snikkend vertelde ik van de pijn en de diagnose. En van de angst die ik voelde dat het zou verergeren. Dat ik vanaf nu steeds vaker als een bejaarde mijn bed zou uitkomen.

Het luchtte op. Die tranen in het zwembad. “Jij doet ook altijd zo vrolijk op die stomme weblog van je,” zei zwemvriendin S. vermanend. “Ik had helemaal niet door dat je er zo doorheen zat.” Ik legde uit dat het vooral het moment was. Dat ik het gewoon nu even zat was.

“Ik kan volgende week beter bij het zwembad hiernaast zijn,” zei ik. “Daar geven ze Meer Bewegen Voor Ouderen.” Zwemvriendin S. keek me een beetje boos aan. “Daar ga je weer,” zei ze. En ze had natuurlijk gelijk.

Humor zit in me. Maar tranen moeten er ook uit.

On Chesil Beach

“So they were eating in their rooms before the parially open French windows that gave onto a balcony and a view of a portion of the English Channel, and Chesil Beach with its infinite shingle.”

Sinds ik “On Chesil Beach” van Ian McEwan voor ons boekenclubje las, ben ik om. De boekenwinkel had het boekje niet meer in het Nederlands en aangezien het een dunnetje was, besloot het in het Engels te kopen. Ooit had ik besloten dat lezen voor mij ontspanning moest zijn, en geen studie, maar de knipoog naar de Engelse les van vroeger (waar ik van dezelfde auteur ‘The cement garden’ las) kon ik niet weerstaan.

En ik heb ervan genoten. Van het boek en de taal. Ik was vergeten hoe anders de sfeer van een boek wordt wanneer je het verhaal in een andere taal leest. Ik las aandachtiger, proefde woorden en zinnen en las soms hele passages hardop. Toen ik ‘On chesil beach’ uithad begon ik direct in ‘Chocolat’ die ik toevallig ook nog in het Engels had liggen.

Nu is het zo dat een boek zich ervoor moet lenen in een andere taal gelezen te worden. Dikke boeken, ingewikkelde taalconstructies, verhalen waarin heel snel heel veel gebeurt, die lees ik liever in het Nederlands. Een boek moet een sfeer hebben die zich laat versterken door de taal, zoals een schilderij dat lijkt te veranderen wanneer je hem in een andere omgeving hangt.

Waar ik naar toe wil. Chocolat is bijna uit. En ik zoek een nieuw, fijn boek. Een boek dat ik in het Engels kan lezen en waarin ik, juist door die ander taal, helemaal kan verdwalen. Een boek dat tot de verbeelding spreekt en zich door sfeer en beeld onderscheid van de anderen.

Wie kent zo’n boek?

NB, ik begrijp net dat sinds gistermiddag de reactiemogelijkheid het niet doet. Heb de redactie al gemaild. Als nu plaatsten dus niet lukt, probeer het dan vanmiddag!

Update: Sorry, er kan nog steeds niet gereageerd worden. 😥

Update 2: Yes, hij doet het weer. Graag alsnog jullie reacties.

Boefje

Lizzy is momenteel erg ondeugend.

Met Annabel als partner in crime verzint ze de meest uitdagende spelletje. Naar beneden gaan om snoepjes te jatten. Waterpokken tekenen op hun blote lijven. De koelkast leeghalen. Op de kast klimmen en de koektrommel kraken. Dat soort dingen.

Alleen durft ze niet. Maar haar zusje opstoken gaat goed. Die kleine is momenteel net een hondje; doet alles wat haar baasje zegt. “Ga jij eens een banaan uit de keuken halen,” hoorde mijn moeder Liz laatst zeggen. En toen Annabel antwoordde: “Dat mag vast niet van oma,” was Liz reactie: “Dat moet je ook niet vrágen, dat moet je gewoon dóen.”

En als het niet om eten gaat, dan gaat het om dúrven. Want wat is mooier dan van de show genieten terwijl een ander de consequenties draagt. “Zeg jij maar stommerd tegen mamma,” fluistert Liz in Annabel haar oor. “Rol jij de hele WC rol maar af, dan kunnen we de WC versieren.” Het zijn slechts enkele voorbeelden uit een lange rij.

Dus toen ze gister samen wilden buitenspelen heb extra afspraken met ze gemaakt. Paul en ik zaten gezellig te borrelen met de buren, dus vooruit. We zouden het eens proberen. “Niet verder dan het huis van de buren,” had ik gezegd. “Niet van het kleine plein af. En geen rare dingen doen. Zéker niet elkaar opstoken.”

Het ging goed. Tot Paul buiten poolshoogte ging nemen en zag dat Annabel op haar blote voeten liep. “Waar zijn je schoenen?” riep hij geschrokken. “Uit.” Zei Annabel. Ze wees op de bosjes waar haar nieuwe laarzen stonden. “Waarom doe je dat nou? Dat is toch veel te koud?” Bezorgd wreef Paul Annabel haar ijsvoetjes. Annabel wierp een blik op haar grote zus. “Lizzy zei dat we ‘zomer’ speelden.”

Goed. Die spelen voorlopig niet meer alleen buiten.