Doe mij nog maar een ei


Ik denk dat een pedofiel er niets aan kan doen dat hij pedofiel is.

Die gevoelens heeft hij nou eenmaal, daar heeft hij zelf ook niet om gevraagd. Zoals de één valt op dikke vrouwen, overdreven behaarde mannen, dieren of mensen die aan een hondenketting liggen, zo valt de ander op kinderen. Je mag jezelf in dat opzicht gelukkig prijzen wanneer jouw ‘afwijking’ zich beperkt tot een schoenenfetisj of een pornoverslaving. Daar doe je verder niemand kwaad mee.

Waar een pedofiel wél wat aan kan doen, is de manier waarop hij zijn leven inricht. Gaat hij iets doen met die gevoelens of gaat hij in therapie. Beschouwt hij zijn lusten als een afwijking, of vindt hij ze normaal? Mensen met een seksuele stoornis (pedofielen maar ook potentiële lustmoordenaars en verkrachters-in-spé) vormen een risico maar niet per definitie een gevaar. Het is niet zozeer hun afwijking die het gevaar oplevert, die afwijking is vooral erg lastig voor henzelf, maar het haperen van het geweten. Er zijn vast genoeg mensen met een afwijking, wat voor afwijking dan ook, die het moeilijk hebben maar die zich wel confirmeren aan de sociale regels van 2011.

De problemen met pedofielen ontstaan als het geweten niet goed functioneert. Natuurlijk zullen er zijn die zich schuldig voelen maar regelmatig voelen ze zich niet schuldig genoeg om ermee op te houden en hulp te zoeken. En omdat kinderen niet altijd even duidelijk zijn in hun berichtgeving (en er machtsverhoudingen meespelen) duurt het soms erg lang voordat een pedofiel ontmaskerd wordt. Helaas.

Maar het kan erger. Bij Vereniging Martijn, een vereniging die zich al 29 jaar inzet om pedofilie geaccepteerd te krijgen, hebben ze blijkbaar helemáál geen geweten. Althans, niet het geweten dat naar mijn idee past binnen de grenzen van het redelijke. Kinderen moeten zelf weten met wie ze seks hebben, kinderen zijn eigenlijk van iedereen, pedofilie is natuurlijk, en wel ja, zelfs incest zou tot de mogelijkheden moeten behoren. Ze hebben geen moeite met hun afwijking, ze handelen er naar en ze proberen ook nog eens mensen ervan te overtuigen dat het allemaal oké is. Ik heb het artikel dat vandaag in NRC.next stond met stijgende verbazing gelezen. Ik werd er kotsmisselijk van.

De bestuursleden van Vereniging Martijn liggen momenteel onder vuur. Hun huis wordt belaagd, muren worden besmeurd en regelmatig vliegt er een ei tegen het raam. “Wat raar,” denk ik sarcastisch als ik het lees. Echt, ik heb begrip voor heel veel dingen, ik accepteer dat niet iedereen geboren wordt met gezonde verlangens en ik kan me voorstellen dat het knap lastig is daarmee te moeten leven. Maar in Godsnaam, denk na! Hoe kan een kind van acht, negen, tien of zelfs twaalf voor zichzelf beslissen? Zo’n kind weet nog niet eens wat vrije wil is, laat staan dat hij of zij iets begrijpt van wat er gebeurt!

Echt, ik ben niet agressief van aard, maar van mij mag er nog een ei tegenaan.

Trap op trap af

“Je doet het super.”

Ik trek het laken op tot haar kin en geef haar een zoen op het puntje van haar neus. “Welterusten.” Een paar warrige krullen piepen onder het laken uit. Sinds Lizzy oorbellen heeft, slaapt ze keurig in haar eigen bed. De lichten zijn ’s nachts uit, ik hoor haar niet meer.

Het enige ‘project’ is nog: zelf inslapen. Tot nu toe bleef een van ons boven tot ze was ‘ vertrokken’. Dat was niet altijd even praktisch, zeker niet als ze, zoals nu, later naar bed gaat. Laten we eerlijk zijn; op dagen als deze wil je zelf ook wel even lekker in de tuin zitten.

En dus zijn we eergisteren begonnen met de tien minuten-methode. Elke tien minuten lopen we naar boven, laten ons neus zien, en gaan weer naar beneden. Ze ligt er nog een beetje angstig bij maar ze is wel stil. De bedoeling is dat dit zoveel vertrouwen geeft dat ze uiteindelijk vanzelf in slaap valt.

En zo zat ik gisteravond voor de tweede avond op rij met een vriendin in de tuin. Op tafel: twee glazen, een fles wijn en een eierwekker. Net als een dag eerder ging ik om tien voor half tien voor de eerste keer kijken. En net als een dag eerder keek ik voor het laatst om twaalf uur (net voor ik mijn eigen bed instapte). Lizzy was nog wakker.

Ik heb het uitgerekend. De afgelopen twee avonden rende ik achtendertig keer de trap op. En af. Vierendertig keer voor Lizzy, drie keer omdat Annabel tussendoor wakker werd en één keer omdat ik mijn mobiel boven had laten liggen. Goed voor mijn figuur. Minder voor mijn humeur. Zowel voor Liz als voor ons hoop ik dat ze het snel zelf kan. En dat ze wat eerder in slaap valt.

Duimen jullie voor ons?

34: Genieten? Not! (2)

‘Hai Max, met Josien, je nicht.’

‘Hé Josien. Dat is lang geleden.’

‘Ja, je moeder vroeg me of ik contact met je wilde opnemen. Ik ben namelijk ook zwanger!’

‘Goh, wat leuk. Gefeliciteerd.’

‘Ja, heerlijk, hè. Ik geniet er zo van. Zeker nu het echt zichtbaar is. Jij bent toch ook nu in het tweede trimester?’

Ik moet even nadenken want ik vind die tijdsaanduidingen tijdens een zwangerschap nogal verwarrend. Dan weer moet je in weken rekenen, dan weer in maanden en nu weer in trimesters. ‘Eh, ja. Ik ben nu 27 weken.’

‘Wauw, wat super! Ik ook! Zijn we lekker saampjes zwanger! Gezellig, zeg.’

Gezellig? Eh… Stiekem ben ik blij dat Josien in het zuiden des lands is blijven wonen. Naast onze zwangerschap hebben we echt totaal niets gemeen en zien we elkaar alleen op de verplichte familienummers. Maar ja, nu zijn we gezellig samen zwanger.

Eerlijk gezegd voel ik me nu niet extra met haar verbonden ofzo, maar zij blijkbaar wel, want ze kakelt maar door over hoe geweldig het is dat we dit samen meemaken. En dat onze kids nu samen kunnen opgroeien. En dat we elkaar maar veel op de hoogte moeten houden.

Braafjes zeg ik op alles ja, maar no way dat ik met Josien gezellig samen zwanger ga zijn.
Ze besluit het gesprek met me op het hart te drukken toch vooral te genieten van mijn zwangerschap.

Ik word intussen helemaal iebelig van het woord ‘genieten’. Bijna iedereen van wie ik tegenwoordig afscheid neem, zegt niet alleen ‘tot ziens’ of ‘doei’ of ‘dag’ of ‘houdoe’ voor mijn part, maar voegt daar ook nog het standaardzinnetje ‘en geniet van je zwangerschap, hè’ aan toe. Of ik nu afscheid neem bij de verloskundige, bij de bakker of bij de Appie. Altijd maar weer dat ene standaard zinnetje. Goed bedoeld waarschijnlijk, maar razend irritant.

Echt, met de beste wil van de wereld kan ik de term ‘genieten’ niet koppelen aan zwanger zijn. Voor mij hebben die twee echt nul komma nul met elkaar te maken. Ik zie het verband gewoon niet. Je mag niets, je kunt niets, je voelt je een logge koe en op de koop toe wordt je lichaam nooit meer wat het was. Je leven trouwens ook niet, maar dat kan ook nog positief uitvallen natuurlijk. Hoop ik…
Maar van zwanger zijn genieten? Not!

—Wordt vervolgd—

(G) een bijzondere dag

Het is prachtig lenteweer.

Ik ben uitgeslapen, fris van de tandpasta. De kindjes worden lachend wakker. Ze spelen een reclamespotje. De douche is lekker warm, mijn kopje thee verrassend zacht en dorstlessend.

Buiten schijnt het zonnetje. Appelsientje aan de lucht. De hemel is tintelend blauw. Op de weg is het rustig, heerlijk die schoolvakanties. Niet haasten, geen drukte. Op het postkantoor lacht de jongen achter de balie me toe. “Goeiemoggel.”

Op kantoor staat de koffie al klaar. Een kopje werklust met opgeklopte melk. Mijn collega maakt een grapje, ik schiet in de lach. Snel trek ik de rolgordijnen achter mijn bureau omhoog. Het belooft een stralende dag te worden.

Alles is zoals het moet zijn. Mooi, rustig en glinsterend. Dingen hebben kleur, sommige meer kleur zelfs dan anders. Het zal wel door de lentezon komen. Of door de sterkte koffie.

Alles is zoals het moet zijn.

En toch mis ik iets vandaag.

Ben je wel goed bij je smurf?

Ik ben gisteren naar de Albert Smurf gesmurfd.

Normaal smurf ik daar echt nóóit (ik ga altijd naar Dirk van de Smurf of de Smurf-1000), maar van de kletsen had ik begrepen dat er wat te smurfen viel. En warempel, het smurfde daar van de smurfen. Smurfbel vond het prachtig, we smurfden de kassa bijna niet omdat er onderweg van alles opgesmurfd was.

We smurfden thuis met drie smurfen en twee Gargamels. Via het vivaforum probeerde ik de Gargamel te smurfen voor een brilsmurf, maar daar smurfde niemand in. Ondertussen had Smurfbel de arm van de ene Gargamel er al afgesmurfd dus belandde hij in de prullensmurf. Waarmee het probleem van de dubbele Garamel min of meer opgesmurfd was.

Uiteindelijk bleek ik door al dat gesmurf de groente te zijn versmurfd dus smurfde ik Paul dat hij alsnog even naar de Albert Smurf moest smurfen. Toen hij thuiskwam, zonder smurf want hij smurfde nergens van, zei ik dat ik dat niet zo heel smurf van hem vond. “Ik zou je bijna naar de winkel terugsmurfen,” smurfde ik quasi boos.

Hij keek me aan alsof ik niet helemaal smurf was.

Kruidenknudde

Dat geloof je niet!

Heb ik, speciaal om vanavond Janneke’s Pangasiusfilet met peterselietopping te gaan maken, een verse peterselieplant gekocht.

Vragen ze; “wat voor bloemen zijn dat?”. (Weet je ook meteen hoe vaak ik verse kruiden in huis heb.) Afijn, dus ik uitleggen. Dat is een eetbare plant, dat noem je kruiden. Dat kan je door het eten doen. Nou, dat was wat zeg. Of ze mochten proeven. “Natuurlijk,” zeg ik. Ik geef ze een klein stukje peterselie. Daarna ga ik naar boven om de bedden te verschonen.

Kom ik even later weer beneden. Wat denk je?

Heeft dat tuig mijn hele peterselieplant kaalgevreten!

Oprotten

Wat een zooitje.

Ik rijd de parkeerplaats op. Het terrein is half omgeploegd. Ze bouwen een nieuwe vleugel. Overal staan bouwwerktuigen. Ik speur naar een plekje. Ik zie er een, maar ik kan niet goed manoeuvreren. Een cementmolen staat in de weg.

Ik kijk om me heen. Links, rechts, voor me. “We zijn er bijna,” zeg ik tegen Lizzy. Ik rijd de vijf meter die me scheiden van het plekje tegen het verkeer in.

Bij de deur word ik staande gehouden door een man van middelbare leeftijd. Hij staat naast een taxi. “Mevrouw,” zegt hij, “daar staat een verbódbord hoor!” Ik kijk de knakker aan. Meent hij dit? Ja, hij meent dit. “Dat heb ik gezien,” antwoord ik stoïcijns. “Tja,” reageert de man. “Als u er zó makkelijk over denkt.” Hij slaat zijn ogen ten hemel.

Geirriteerd druk ik op het knopje om de deur te openen. “Ík wou drukken,” zegt Lizzy verontwaardigd. “O ja, da’s waar schat. Weet je wat, we wachten tot de deur weer dichtgaat en dan drukken we gewoon nog een keer.” De man naast de taxi kijkt me nog steeds verwijtend aan.

Sodeju zeg.

Doe je eens een goede daad (de nagels van je oma lakken in ’t verzorgingstehuis) krijg je met zo’n balkende CDA-er te maken. Rot op man, ga iets nuttigs doen. Je nagels lakken of zo.

Eikel.