Ik slaap ongelooflijk slecht


Echt, het is afschuwelijk. Niet alleen voor mij, ook voor mijn omgeving, want echt vrolijk word ik er niet van.

Mijn slaapgebrek heeft meerdere oorzaken.
Een week of twee geleden is Annabel tijdens het slaapwandelen (wat ze normaal nooit doet) op haar bureau geklommen. Ik kwam net haar kamer binnen (ik hoorde wat) en ik schrok van haar. “Wat doe jij nou!?” riep ik.
Hierop ‘schrok’ de Kleine Klets wakker en raakte helemaal in de war. Ze wist niet waar ze was en kon alleen nog maar hysterisch gillen. Het duurde een minuut voor ze me ‘zag’. Sindsdien is ze bang in haar bed.

Liz slaapt heel licht, nog steeds. Dus van elke scheet wordt ze wakker. Bel wakker = Liz wakker. En als Liz wakker is, dan wil ze aandacht. Dus als Paul en ik – midden in de nacht – met Bel bezig zijn, dan gaat Liz zich ermee bemoeien. Het gevolg is meestal dat ze boos wordt en blijft storen, leuk, zo’n puber.

En dan is daar tenslotte mijn man. Die is herstellende van een luchtwegeninfectie en die snurkt de sterren van de hemel. Doet hij normaal ook al, maar nu nog een tandje harder. Of ik heb er meer last van omdat ik steeds wakker lig, dat kan ook. In elk geval, ik lig tegenwoordig al wakker ‘in afwachting van’ het circus. Te erg. En ook nog eens heel zielig voor Bel, ik heb dan wel een soort reintegratieplan gemaakt, het zit me natuurlijk hélemaal niet lekker.

Afijn. De make-up onder mijn ogen wordt elke dag dikker maar helpt nauwelijks. En tegen een slecht humeur valt al helemaal niet te smeren. Ik ben bezorgd, boos, moe en verdrietig, ik ben alles door elkaar.

Morele steun (tips?) is méér dan welkom.

Winterefteling

Oké, ik geef het toe.

Ik had gezworen nooit meer een voet op de gelaafde grond van de Efteling te zetten. (Vorig jaar klein drama met klierige kletsen.) Maar ja, als je dan gratis en voor niets een all inclusive dagtripje krijgt aangeboden (via werk), tja, dan is het wel héél onhollands om ‘nee’ te zeggen.

Het gesprek dat we met de kletsen voerden was vriendelijk doch dringend. (“Als jullie gaan zeiken gaan we naar huis.”) En dat hielp. Als waren ze weggelopen uit een spotje van Center Parcs, zo zoet laveerden de meiden door het park. Niets geen gezeur en gemopper, gewoon lekker en ongeremd enthousiast.

We zagen de rode schoentjes, alle sprookjes, de draak (Annabel was hier niet weg te slaan) en natuurlijk de Indische Lelies. We moesten snel naar ‘het draaiende huis’ (Villa Volta) want dat vonden de meiden zo geweldig. We warmden ons aan de knapperende vuren en blancheerden de kinderen in de draaiende kookpotten.

“Ik wil in dat schip,” zei Lizzy aan het einde van de dag. Paul en ik keken elkaar verschrikt aan. Het schip? Dat nare ding waar je maag van in je keel geraakt? Echt niet. “Daar ben je te klein voor,” probeerden we nog. “Nietes,” zei Lizzy. “Mamma moet bij mij blijven,” riep Annabel. Opgelucht keek naar Paul. Hij zuchtte en slofte vervolgens achter Lizzy aan.

“Viel best mee,” zei hij later. “Ik wil nog een keer!” riep Lizzy enthousiast. “We zijn nog niet in de draaimolen geweest,” probeerde ik. Maar nu had Annabel óók iets gezien; de zweefmolen. Dit keer was ik de pineut. Flink misselijk kwam ik er weer uit. De pannenkoek die ik had gegeten zat opeens flink dwars. “We gaan naar de Pandadroom,” fluisterde in Pauls oor. “Dat is gewoon stilzitten.”

Ach ja, alles voor de kinderen. “Het was een geslaagde dag,” zei ik na afloop in de auto. “Zeker,” knikte Paul. “Maar we gaan pas wéér als ze overal alléén in kunnen!”

Het is boekenweek!

(1)

De oud-jonge benen trilden en trappelden. Klauwen van handen sloegen, wrongen en zwaaiden door de lucht; plotseling gingen ze omlaag en het wezen dat zijn zoon was geweest, begon aan zijn eigen gezicht te klauwen. ‘Langer dan je denkt, pap!’ brabbelde het. ‘Langer dan je denkt! Adem ingehouden toen ze me gas gaven. Wilde het zien! Heb het gezien! Gezien! Langer dan je denkt!’

(2)

De plotselinge emotionele afstandelijkheid van David zou waarschijnlijk zelfs onder de beste omstandigheden een ramp voor me zijn geweest, aangezien ik zo’n beetje de meest aanhankelijke levensvorm op deze planeet ben (een soort kruising van een golden retriever en een zeepok), maar dit waren mijn allerergste omstandigheden. Ik was radeloos en afhankelijk, en had meer zorg nodig dan een te vroeg geboren drieling.

(3)

Natuurlijk ziet ze hem meteen. Ondanks de drukte trekt hij haar aandacht vanaf het moment dat hij binnenkomt. En druk is het vanavond in Altlantis. Het is een grote kroeg met drie zalen waar je naar livemuziek kunt luisteren en thema-avonden kunt bezoeken. Ook door de week, zoals op deze dinsdagavond. Birgit komt hier graag, al ligt de gemiddelde leeftijd wat lager dan haar zesentwintig jaar.

Welk boek las ik recentelijk (1), welk boek lees ik nu (2) en welk boek ga ik dra lezen (3)? Gok maar raak voor een knaak.

– Vervolg –

(4)

“How could she have know what a terrible mistake she was making? Had she pulled on the wrong thing? Had she gripped too tight? He gave out a wail, a complicated series of agonised, rising vowels, the sort of sound she had heard once in a comedy film when a waiter weaving this way and that, appeared to be about to drop a towering pile of soup plates.
In horror she let go, as Edward, rising up with a bewildered look, his muscular back arching in spasms, emptied himself over her in gouts, in vigorous but diminishing quantities, filling her navel, coating her belly, thighs, and even a ortion of her chin and kneecap in tepid, viscous fluid. (…) But now she was incapable of repressing her primal disgust, her visceral horror at being doused in fluid, in slime form another body. In seconds it had turned icy on her skin in the sea breeze, and yet, just as she know it would, it seemed to scald her. Nothing in her nature could have held back her instant cry of revulsion. The feel of it crawling across her skin in thick rivulets, its alien milkiness, its intimate starchy odour, which dragged with it the stench of a shameful secret locked in musty confinement.”

(5)

“‘Geronimo, je hebt een pukkel op je snuit!’ Snel zocht ik een spiegel om te controleren of ik inderdaad een pukkel op mijn snuit had (helaas, ja). ‘Bah! Gi-ga-geitenkaas, waarom juist vandaag?’ Op de een of andere manier overleefde ik die VERSCHRIKKELIJKE dag (vraag me alleen niet hoe!). Toen ik tegen de avond naar huis wilde gaan, kwam ik erachter dat het metropersoneel staakte! Ik piepte: “Waarom uitgerekend vandaag?’”

(6)

“Ziet u, Daniel, om mijn leeftijd zie je de zaken óf met helderheid óf je hebt een groot probleem. Dit leven is het waard om geleefd te worden om drie of vier dingen. De rest is mest voor het veld. Ik heb er al een hoop op los geleefd en ik weet nu dat hete enige wat ik wel, is Bernarda gelukkig maken en op een goede dag in haar armen sterven.”

(7)

“Woensdagavond gaat ze weer proberen met hem in contact te komen en ze wil dat ik meega. Ze zegt dat ik een aura om me heen heb. De hond stikte zowat in een kippenbotje. We hebben hem ondersteboven gehouden en hard op zijn rug geklopt en toen kwam het botje eruit. Ik heb de hond maar bij oma gelaten om een beetje bij te komen van de schrik. Heb ‘Septuagesima’ opgezocht in mijn zakwoordenboekje. Het stond er niet op. Morgen zal ik in het schoolwoordenboek kijken. Een hele tijd wakker gelegen en nagedacht over God, het leven, de dood en Pandora.”

Uit welk komt mijn favoriete citaat (4), wat is het lievelingsboek van Lizzy (5), wat vind ik het mooiste boek van de afgelopen tijd (6) en welk boek behoort tot mijn favoriete ‘klassiekers’ (7).

Heb jij zelf een favoriet fragment, post het dan hieronder en laat ons meeraden. Harsikke cultuur verantwoord, dus werkgever moet niet zeuren

Vanavond doe ik er nog wat stukjes bij. Is meteen voor twee dagen ‘leesvoer’.

De kist

Onze witgeschilderde kast is een groot succes.

En succes smaakt naar meer. Zo werkt het nou eenmaal; ben je van de ene ergernis af, valt de andere opeens meer op. Nu de ene kant van de kamer helemaal naar mijn zin was, het oogt veel ruimer, moest ook het speelhoekje van de kinderen er aan geloven.

En dus stuurde ik Paul marktplaats op om een houten kist te zoeken. (Hier is zó verdeeld dat ik degene ben die het fysieke shoppen doet en Paul het digitale.) Al snel vond hij een mooie kist. Eikenhout, goed te schilderen (wit natuurlijk) en groot genoeg voor een heleboel speelgoed.

Gisteravond ging hij hem halen. De kist stond in de hal van een enorm huis. “Het is een prachtige kist,” zei de oude baas die de kist van de hand deed. Hij had een beetje melancholiek geklonken. “Groot genoeg om van alles in op te bergen.” Paul had geknikt en verteld over het kinderspeelgoed. “Ja,” bevestigde de oude man. “Je kunt er écht van alles mee.” Paul vertelde later dat de oude baas een beetje triest naar de kist had gekeken. “Je kunt er zelfs in gaan liggen als het einde nadert,” had hij gezegd.

“Er viel een stilte,” zo vertelde Paul later. “Waarna de oude man zijn keel schraapte en grinnikte. Hij gaf me een knipoogde en zei: ‘Maar ja, het is mijn smaak niet.’”

In de trein

Gesprek tussen twee jongens.

J1: “Jij raadt nóóit wat ík gisteravond heb gedaan!”
J2: “Nou?”
J1: (trots) “Voor mezelf gekookt.”
J2: (ongelovig) “Echt?”
J1: “Jazeker. Aardappels. Groentje. Vleesje.”
J2: (verwachtingsvol) “En?”
J1: “Helemaal niet slecht. En nog wel leuk ook!’
J2: “Misschien moet ik dat dan ook eens doen.”
J1: (waarschuwend) “Wel een kookboek gebruiken hoor!”

… Stilte …

J2: (zuchtend) “Mijn moeder zei ook al dat het wel meeviel.”

Zweeds löfje

Paul heeft weer iets.

Via zijn favoriete veilingsite (denk aan het marmer en de kermisbuksen) heeft hij de hand weten te leggen op een ‘schitterende’ bestekset. Nou was de aanschaf van nieuw bestek wel eens nodig, onze bestekla is nog immer gevuld met restanten uit vorige levens, maar je kán overdrijven.

Zo bestaat onze nieuwe aanwinst bijvoorbeeld uit gerei voor tien man (waar moet ik al die mensen kwijt?) en telt wel twaalf onderdelen per couvert (ik krijg al buikpijn als ik aan het bijbehorende gekokkerel denk). Bovendien moet het bestek eerst ‘gebruneerd’ worden. Nog los van het feit dat ik geen idee heb wat dit is (of wat het kost) lijkt me dit allemaal nogal een onderneming.

“Had je niet beter gewoon een setje bij de Ikea kunnen kopen?” vroeg ik, toen ik de factuur zag. Paul schudde zijn hoofd. “Dit is véél beter, dit bestek heeft een geschiedenis.” Zo! Zullen de piepers daar even lekker van gaan smaken! “Bovendien,” ging hij verder, “twáálf delen per persoon,” stel je voor! “Ja,” dacht ik, “de kletsen hebben al moeite om een mes en een vork uit elkaar te houden, wat moeten die met al dat gereedschap?” Maar ik zei niets.

“Het is Haags Lofje,” ging Paul enthousiast verder, terwijl hij de site op de computer minitiues bekeek. “Haags Lofje, dat is een heel bekend bestekmerk. Klinkt beter dan Ikea hè?” Ik knikte, hoewel ik persoonlijk vond dat Haags Lofje meer klonk als iets eetbáárs dan iets om mee te eten. Ik loerde over Pauls schouder. Het zag er inderdaad mooi uit.

“Er staat dat het verzilverd is,” zei ik. Paul knikte. “Mooi hè?” “Nou,” reageerde ik een beetje bedenkelijk. “Daarom zal je het moeten bruneren. Wat het dan ook is.” Maar volgens Paul was dat allemaal geen probleem. (Alsof hij wél weet wat bruneren is!) “En je Haagse Lofje mag níet de vaatwasser!” “Echt niet?” Nu keek Paul me een beetje geschrokken aan. Hier had hij duidelijk geen rekening mee gehouden. “Nee schat,” zei ik. “Echt niet.”

“Tja,” zei hij uiteindelijk. “Misschien moeten we er dan toch maar zo’n Ikeasetje erbij kopen.”

Winkeltje spelen

Vriendin M. had gevraagd of ik haar een avondje kwam helpen.

Ze zou met haar kinderkleding een verkoopavond houden op ‘t één of ander kinderdagverblijf. Ondergetekende, nooit te beroerd om een carrièreswitch te overwegen, zei natuurlijk onmiddellijk ja.

Aldus trof ik M. gisteravond rennend en zwetend tussen de dozen. “Ik ben te laat, te laat,” riep ze. Eerst dacht ik dat ze voor de grap een imitatie van het witte konijn uit Alice in Wonderland deed, maar nee, ze was echt te laat.

Snel pakten we de dozen uit. Ze had veel (met de nadruk op véél) mooie dingen meegenomen. Jammer genoeg, zou ik bijna zeggen, want door het slechte weer had de opkomst ongeveer het niveau van een gemiddeld burgermeesters referendum in Utrecht, waardoor we na afloop zo’n beetje de hele handel weer konden inpakken.

En toen begon het. Aangezien M. onmogelijk alles alléén terug kon krijgen naar de winkel zou ik achter haar aanrijden. Vriendin C. (die letterlijk was komen aanwaaien) was zo vriendelijk óók mee te rijden. Ze laadde een deel van de handel in haar auto, startte, en reed subiet naar de winkel.

Ondertussen zocht M. haar autosleutel. Aangezien deze, zo bleek later, in een doos in C. haar auto lag, werd deze niet gevonden. Er zat voor ondergetekende niets anders op dan in de auto te springen, naar het huis van M. te rijden, een reservesleutel bij vriend A. te halen en weer terug te rijden naar M.

Maar C. was inmiddels bij de winkel aangekomen. Ik probeerde haar te bellen, maar ze was zo druk met uitladen dat ze haar telefoon niet hoorde. Pas toen ze goed en wel met haar hele handel in de regen op de stoep stond nam ze op. “Beetje vertraging, we zijn er bíjna!” riep ik optimistisch.

Een half uur later waren M. en ik ter plaatse. Met z’n drie-en sjouwden we alle dozen weer de winkel in. Mismoedig keek M. naar alle lege hangertjes aan de rekken.

“Rosétje?” zuchtte ze.